Spring naar bijdragen
De FMusic 100 - stem op jouw favoriete liedjes allertijden. ×
FM - Christmas Challenges - Win een MU Sjaal of Beanie ×

[IDS] [FM24] Altijd blijven lachen


Nom de Guerre

Aanbevolen berichten

Het enige wat nog ontbrak bij deze scene was een dikke sigaar :D Opgekuist staat netjes zou je trouwens al bijna willen gaan denken, maar eerst zien en dan geloven natuurlijk. Het blijft immers afwachten of we echt zo snel en vlot van Abdullah zullen verlost geraken.

Link naar opmerking
Deel via andere websites

xxxxxxxxxximage.thumb.png.8fb7356ccb3429

 

CCCXXII. Sportieve revanche

 

In alle hectiek moest er natuurlijk ook nog gewoon gevoetbald worden. Transfers, geruchten, gezanik van spelersvrouwen aan de zijlijn, dat alles deed er op zo’n moment niet meer toe. Je kunt de telefoon nog zo vaak laten rinkelen, maar als het fluitsignaal klinkt, telt maar één ding: wat er op het veld gebeurt. Daar waar het allemaal begon en, voor velen, eindigde. De nieuwkomers, die nog een beetje onwennig rondkeken alsof ze plots in een vreemd toneelstuk waren beland, stonden op scherp. Hun debuut was nou niet bepaald vlekkeloos verlopen en ze wisten dat de schaduw van hun voorgangers nog lang over hun prestaties zou hangen. Ze waren gebrand op sportieve revanche, wilden laten zien dat ze het waard waren om hier te staan. Je zag het in hun ogen, hun lichaamshouding: rechte ruggen, schouders strak, tanden op elkaar. 

 

Aan de andere kant van het spectrum stonden de oudgedienden, de kern van de ploeg die tot nu toe alle stormen had doorstaan. Deze mannen hadden het grootste gedeelte van het seizoen meegemaakt, hadden de bloed, zweet en tranen in de kleedkamer gedeeld en nu… nu moesten ze hun status verdedigen. Ze waren bovenaan gekomen, niet omdat ze de beste voetballers waren, maar omdat ze de meeste wilskracht hadden getoond, het vaakst als collectief hadden opgetreden in een competitie waarin chaos en willekeur even belangrijk waren als tactiek en talent. Hun gezichten waren een en al vastberadenheid, bijna koppigheid. Ze wilden de nieuwkomers niet wegzetten, maar ook duidelijk maken dat ze niet zomaar hun plek zouden opgeven. 

 

Het was alsof er onuitgesproken duels uitgevochten werden, overal op het veld. In de warming-up zag je al dat niemand elkaar echt aankeek, dat elk passeeroefeningetje werd uitgevoerd met net dat beetje extra kracht. De sfeer was gespannen, bijna elektrisch geladen, alsof de lucht op knappen stond. De oudgedienden en de nieuwkomers stonden in rijen tegenover elkaar, balden hun vuisten bij elk sprintje, elke dribbel. Ze wisten wat er op het spel stond.

 

Daar tussenin stond ik, mijn blik strak op het veld gericht, maar mijn gedachten elders. Alle plannetjes en scenario’s die ik had doorgerekend, alle papieren die heen en weer waren gegaan in stoffige bureaus en achterkamertjes, al die telefoontjes met Gökhan, het zou allemaal samensmelten in deze negentig minuten. Het moest, want als het op het veld niet klopte, dan had al die moeite geen ene fuck uitgehaald. Somaspor zou het kind van de rekening worden. Een club zonder echte identiteit, een bijeengeraapt zootje spelers dat al maanden geen idee had hoe ze hun spelpatroon moesten vinden. In andere omstandigheden zou ik medelijden hebben gehad met de mannen die vandaag tegenover ons stonden. Maar dat was niet hoe het werkte, niet vandaag. Vandaag waren zij niet meer dan pionnen, een prooi voor een roedel hongerige wolven.

 

Toen de spelers naar buiten kwamen, zag je het verschil meteen. De nieuwkomers stonden strak, hun kaken gespannen, ogen gefixeerd. Ze voelden de druk op hun schouders, de onuitgesproken verwachting om zich te bewijzen, om niet door de mand te vallen. De oudgedienden, die hier al zo vaak hadden gestaan, hadden die ervaring die zich niet in trainingssessies laat opbouwen. Een soort rustige intensiteit die ze uitstraalden. Ze waren zelfverzekerd, in hun eigen kracht en positie. Dit was hun domein, hun veld. Ze zouden niet zomaar de dienst overdragen.

 

De blikken die gewisseld werden, de stiltes die vielen terwijl ze zich in de middencirkel opstelden voor de aftrap, die kleine, haast onmerkbare schouderduwtjes tussen teamgenoten, het zei alles. 24Erzincanspor zou zich vanmiddag niet laten afbluffen door de onrust van buitenaf. Ze zouden alles en iedereen opzij schuiven om te laten zien dat deze ploeg, of er nu vijf nieuwe spelers of vijftien waren, dezelfde honger had naar succes.

 

De wedstrijd tegen Somaspor voelde vooraf misschien als een verplicht nummer, maar wat we er vervolgens van maakten was een waar voetbalfeest. Van het eerste fluitsignaal tot het laatste moment domineerden we, alsof we speelden tegen een stel willekeurige voorbijgangers in plaats van een semi-professioneel team. Het begon allemaal traag. Het veld was ijzig, de lucht kil, en de sfeer op de tribunes was nauwelijks te noemen. Slechts 969 toeschouwers, een handjevol fanatiekelingen en wat verveelde gezinnen die hun kinderen hadden meegenomen om ze van de straat te houden. 

 

Maar al snel veranderde de toon van de middag. 24Erzincanspor ontketende zich na de rust en sleurde Somaspor genadeloos mee in een voetbalorkaan. Koray Yağcı, de diepe spits die normaliter meer tijd besteedt aan het frustreren van verdedigers dan aan daadwerkelijk scoren, brak de ban in de 48e minuut. De bal kwam op hem af na een vlotte combinatie door het centrum. In een fractie van een seconde zag je zijn schouders opspannen, zijn hoofd naar de bal kantelen, en toen: boem! Zijn schot, laag en strak in de rechterhoek, was een meesterwerk van precisie. De doelman, volkomen kansloos, kon alleen maar toekijken hoe de bal voorbij hem zeilde. Koray draaide zich om, zijn borstkas zwoegend van de adrenaline, zijn ogen fonkelend. Dit was zijn moment. De manier waarop hij met uitgestoken armen naar de zijlijn rende, zijn schreeuw bijna overstemd door het gejoel van het publiek, dat was pure, onversneden euforie. 

 

Somaspor leek daarna even een teken van leven te willen geven, maar het was als een vis op het droge; spartelend, maar kansloos. We zetten de duimschroeven nog wat verder aan. Elk balcontact van ons team leek de tegenstanders te intimideren, elke pass werd met chirurgische precisie gegeven. De frustratie droop van hun gezichten af. Ze waren duidelijk niet voorbereid op de storm die we over hen uitstortten. 

 

Uit een harde voorzet van de linkerflank werd de beslissing geforceerd door Batuhan. Zijn kopbal sloeg in als een bom. De verdediging van Somaspor, die zich tot dat moment met man en macht had vastgebeten in de wedstrijd, viel uiteen als een kaartenhuis. Batuhan leek met zijn hele lijf die bal het doel in te willen stuwen; zijn nekspieren gespannen, de aders in zijn voorhoofd zwollen op, zijn hele torso buigend naar voren alsof hij de bal niet alleen met zijn hoofd, maar met zijn hele ziel in het doel probeerde te rammen.

 

Toen de bal het net raakte, verstijfden de verdedigers van Somaspor even, alsof ze een frontale botsing met een vrachtwagen hadden meegemaakt. Hun lichamen leken in een fractie van een seconde al hun energie te verliezen. Alsof iemand met één rake klap het laatste beetje hoop en kracht uit hun lijven had geslagen. Batuhan zelf? Die barstte open als een orkaan. Zijn gezicht schreeuwde triomf, zijn ogen leken te branden, pure euforie brandde in elke vezel van zijn lijf. Hij schreeuwde het uit, een rauwe, oerkreet die zijn hele lichaam liet schokken. De klank van een roofdier dat zijn prooi had gedood en de roes van de overwinning voelde.

 

Met zijn vuisten gebald stormde hij richting de hoekvlag, zijn gezicht in een grimas van woeste vreugde. Zijn ploeggenoten doken bovenop hem, lichamen op lichamen, knieën die elkaar raakten, schouders die tegen elkaar aan botsten in hun haast om een deel van zijn moment te kunnen delen. De scheidsrechter moest zelfs even een stap achteruit doen om niet verpletterd te worden door het dolenthousiaste kluwen spelers dat Batuhan omarmde alsof hij de laatste redder van de mensheid was.

 

Het publiek, voor zover je dat met een krappe duizend man een publiek kon noemen, sprong op als één man. Een golf van geluid rolde van de tribunes. De vaders met hun kinderen klapten op de leuningen, oude mannetjes met gebreide sjaals zwaaiden alsof hun club net de Champions League had gewonnen. Mensen die elkaar nooit eerder hadden gezien, klapten elkaar op de schouders, hun gezichten rood van de kou en het enthousiasme. Iedereen voelde de ontlading, een ontploffing van energie die door het hele stadion zinderde.

 

Zelfs vanaf de zijlijn was het voelbaar. Elke porie van mijn huid nam die energie op, elk gejuich, elke klap. De emotie knetterde door de lucht als elektriciteit. Het was het soort moment waarvoor je leefde als coach, het soort moment dat alle ellende en stress van de vorige maanden in één klap naar de achtergrond duwde. 

 

Toen de spelers zich eindelijk weer oprichtten, rechtop, hun handen nog na tintelend van de juichpartijen, zag je het in hun ogen: dit was een overwinning met een boodschap. De glimlach van Batuhan was breed, zijn borstkas ging nog steeds op en neer van de inspanning, maar zijn hele houding straalde iets uit wat je niet kon faken. Iets wat die Somaspor-spelers diep vanbinnen gekraakt moest hebben.

 

En Somaspor? Die stonden erbij en keken ernaar, hun schouders hangend, hun hoofden naar beneden, alsof ze doorhadden dat ze die middag geen enkele kans meer zouden krijgen. Ze probeerden het nog wel, halfhartig, maar het was alsof elke vezel in hun lichaam zich verzette tegen nog een sprint, nog een tackle. Onze jongens bleven hen opjagen als een roedel hongerige wolven. De armen van de tegenstanders hingen slap langs hun zijden, hun gezichten vertrokken van inspanning en wanhoop. Elke pass, elke steekbal werd een mentale klap. Het waren dode mannen die nog rondliepen.

 

Toen het eindsignaal klonk, was er geen gejuich meer bij Somaspor. Alleen dat leeggezogen gevoel van een nederlaag, de wetenschap dat je als speelbal bent gebruikt in het spel van een ander. 24Erzincanspor verliet het veld met hun hoofden fier omhoog, als gladiatoren die de arena triomfantelijk verlieten na een klinkende overwinning. Dit was hun middag geweest, hun statement.

 

022b53769d647c118f0be571f3c514e2.png

 

Reacties en dergelijke.

Spoiler

 

Op 1-10-2024 om 09:37 zei Marius:

Het enige wat nog ontbrak bij deze scene was een dikke sigaar :D Opgekuist staat netjes zou je trouwens al bijna willen gaan denken, maar eerst zien en dan geloven natuurlijk. Het blijft immers afwachten of we echt zo snel en vlot van Abdullah zullen verlost geraken.

 

Het is een uitdaging, dat zeker.

 

4 uur geleden zei Titan:

Hoewel moedertjelief een secreet eerste klas is als het op haar oogappeltje aankomt, begin ik nu toch te vrezen voor haar welzijn :D .

 

Och, die moet niet zeuren :D 

 

Tags voor @Djurovski @ElMarcos @Marius @spoedt @Rikkert90 @Kyrill

 

Link naar opmerking
Deel via andere websites

Een statement wel. Maar van wat? Verzoening tussen beide 'kampen'? Of gewoon weer één die duidelijk maakt dat deze ploeg niet te stoppen valt? We merken het vanzelf wel. Want ook op het veld blijft er wat te beleven.

Link naar opmerking
Deel via andere websites

xxxxxxxxxximage.thumb.png.8fb7356ccb3429

 

CCCXXIII. Goodbye, adieu en tot ziens

 

De volgende wedstrijd zou ongetwijfeld de geschiedenisboeken van het nederige 24Erzincanspor ingaan. Niet dat er al veel te schrijven was over deze club. Een paar verdwaalde successen in de lagere divisies, wat lokale rivaliteiten die nergens echt toe deden, maar dan hield het wel op. Toch was er nu ineens die ene wedstrijd, de ene kans om uit de anonimiteit te breken, en het podium waarop dit allemaal zou plaatsvinden, kon niet indrukwekkender zijn.

 

We mochten aantreden tegen niemand minder dan Fenerbahçe, uit, in het immense Şükrü Saracoğlustadion. Een kolos van een stadion waar het geel-blauwe hart van Istanbul regelmatig bijna uit zijn voegen barstte van pure passie en tomeloze clubliefde. Het stadion waar legendes werden geboren en helden sneuvelden. Voor ons, als bescheiden tweede divisieploegje dat nooit verder kwam dan een bekerstunt tegen een andere onbekende naam, was het een surrealistische ervaring. De trainingsvelden in Erzincan leken wel een weiland vergeleken met het groene tapijt waar we nu op mochten aantreden. Voor veel van onze jongens was dit de wedstrijd van hun leven; een kans die je misschien maar één keer krijgt. Zichtbaar nerveus stonden ze rond te kijken, zich afvragend hoe ze hier in godsnaam terecht waren gekomen, in een arena waar hun idolen ooit hebben gespeeld.

 

Voor mij echter, was het vooral een uitgelegen kans om spijkers met koppen te slaan. Terwijl de jongens zich druk maakten over wie ze moesten afstoppen en hoe ze het luidruchtige Fenerbahçe-publiek konden overleven, was ik alweer een stap verder in mijn eigen planning. Want hoewel het een prestigestrijd was voor mijn spelers, zag ik het als een gouden gelegenheid om wederom mijn agenda verder door te voeren. Weer in Istanbul, weer op de plek waar ik langzaam maar zeker mijn netwerk aan het uitbreiden was. Terwijl de spelers straks als een stel nerveuze schooljongens tegen hun grote helden op zouden kijken, was ik van plan om contacten te leggen, deals te sluiten en mogelijkheden te verkennen. 

 

Eerlijk gezegd maakte het me niet zoveel uit of we zouden winnen of verliezen. Natuurlijk, een stunt zou in de krantenkoppen staan en ons misschien wat extra aandacht bezorgen, maar de echte winst, de echte vooruitgang, die vond plaats achter de schermen. En waar kon je beter achterkamertjespolitiek bedrijven dan in het epicentrum van het Turkse voetbal? Istanbul was een smeltkroes van macht, intrige en verstrengelde belangen, en wie het spel wilde meespelen, moest weten hoe hij die factoren kon bespelen.

 

We maakten een trip door de stad, ook langs het stadion, om alvast te wennen aan de sfeer. De geur van gegrild vlees en de schreeuwende handelaren buiten het stadion vermengden zich met de opwinding die in de lucht hing. Je kon het voelen; de spanning was tastbaar. De Fener-supporters maakten zich klaar om onze ploeg binnenkort te vermorzelen, niet met hun voeten, maar met hun rauwe stemmen. Duizenden kelen die brulden, floten en joelden alsof hun leven ervan afhing. Dit was voor hen niet zomaar een wedstrijd; dit was een boodschap aan de rest van het land: dit is onze stad, dit is ons team, en iedereen die het waagt om het tegen ons op te nemen, moet met de staart tussen de benen terug naar huis.

 

Ik keek naar mijn jongens, die stuk voor stuk hun nek uitstaken om een glimp op te vangen van het immense stadion. Voor hen was dit een droom die uitkwam, maar ze vergaten dat dromen vaak veranderen in nachtmerries op het moment dat de realiteit zich roerde. Fenerbahçe was geen tegenstander die je op een slechte dag even kon verrassen. Dit was een machine die elke fout genadeloos afstrafte, en met een ploeg in onze huidige staat was dat een schrikbeeld. Maar terwijl zij zich druk maakten over hoe ze overeind konden blijven, was ik al verder. Mijn focus lag op de afspraken die ik in de dagen erna zou maken, de telefoontjes die ik moest plegen, de mensen die ik moest spreken.

 

Want als ik hier in Istanbul was, dan was ik niet alleen voor het voetbal. Dit was het knooppunt waar alle wegen samenkwamen en waar de belangen van clubs, zaakwaarnemers en investeerders elkaar kruisten. Dit was waar je de deals sloot die verder reikten dan een enkel seizoen. Spelers kwamen en gingen, maar invloed, macht, en de juiste connecties? Die bleven, als je ze goed wist te onderhouden. Terwijl mijn spelers zich straks in het zweet zouden werken tegen een onoverwinnelijke tegenstander, zou ik mijn agenda doordrukken. Want dat was uiteindelijk waar het om draaide: niet om de flitsende acties op het veld, maar om de hand die de touwtjes in handen had daarbuiten.

 

Fenerbahçe had geen idee wie ze nu echt tegenover zich hadden staan, en dat gaf me een merkwaardig gevoel van voldoening. Niet dat ik ze voor de gek hield, integendeel. Ik speelde mijn rol met open vizier, maar net als altijd zag niemand de ware bedoelingen achter de façade van een nederige manager van een kleine club. Dat was het mooie van het spel dat ik speelde: iedereen zag de pionnen, maar niemand de hand die ze bewoog.

 

De selectie lag uitgeteld in hun kamers, de geur van tijgerbalsem en vochtige voetbalsokken nog in de gangen van het hotel hangend. Het had me een paar uur gekost om ze allemaal stil te krijgen. Voetballers zijn net kinderen; zodra ze denken dat de grote-mensen-dingen voorbij zijn, beginnen ze zich te gedragen alsof ze een schoolreisje maken. Maar goed, dat was nu verleden tijd. De kleedkamerpraat was verstomd, het geratel van PlayStation-controllers was verstomd en de belachelijke discussies over wie de meeste volgers op Instagram had, waren voor even stilgelegd. Tijd voor wat serieuzere zaken.

 

Mister K had zich weer gemeld, met zijn gebruikelijke ongepolijste charme en absurde timing. Hij had me een cryptische sms gestuurd, bestaande uit vijf woorden en een locatie: “Meet at Nardis, 10 pm. Discuss.” Geen uitleg, geen begroeting, gewoon de naam van een jazzclub en het tijdstip. Zo’n bericht zou voor een ander wellicht vragen oproepen, maar ik had het zo vaak meegemaakt dat ik er niet meer van opkeek. Mister K functioneerde op een ander niveau van communicatie, waar halve zinnen, afgebroken woorden en betekenisvolle blikken een taal op zich vormden.

 

De Nardis Jazz Club, verscholen tussen de smalle straatjes van de Galatawijk, was zo’n plek waar je alleen kwam als je wist dat het bestond. Het had geen uithangbord, geen schreeuwende neonletters die je aandacht trokken. Alleen een discrete, zwartgelakte deur met een kleine, koperen bel en de onmiskenbare rokerige geur van een oude jazzkelder die door de kieren naar buiten sijpelde. Het soort plek waar je de schimmen van Miles Davis en John Coltrane in het halfduister kon zien rondsluipen, terwijl de saxofoonklanken zich als een langzaam opkomende mist door de ruimte bewogen.

 

Ik duwde de zware deur open en stapte naar binnen. De overgang van de frisse buitenlucht naar de bedompte, bijna verstikkende atmosfeer van de club was zoals altijd bruut. Mijn ogen moesten zich even aanpassen aan het halfduister, maar mijn oren vingen meteen de rauwe, diepe klanken van een contrabas op, vergezeld door het zachte gebons van een drummer die meer leek te aaien dan te slaan. Het was alsof je in een andere wereld terechtkwam. Een wereld die draaide op improvisatie, op intuïtie, waar regels vloeibaar waren en waar alles kon gebeuren. Precies het soort omgeving waar Mister K zich thuis voelde.

 

Eenmaal binnen was het alsof je in een andere wereld terechtkwam. De club ademde een sfeer van vergane tijden en onderhuidse elegantie. De lichten waren gedimd, het podium bescheiden verlicht door een enkele spotlight die als een magneet de aandacht naar zich toetrok. De muren waren bekleed met posters van legendarische jazzmuzikanten, vaag vergeeld, alsof ze al decennia lang de stilte in de ruimte observeerden. Het interieur was smaakvol, maar eenvoudig gehouden: donkere houten stoelen en tafels, strak tegen elkaar aan gedrukt, een intieme setting voor de ware jazzliefhebber. Aan de rechterkant bevond zich een bar, gevuld met flessen die varieerden van goedkope Turkse raki tot de fijnste bourbon.

 

Het publiek was een mix van locals en toeristen, sommigen verdiept in fluisterende gesprekken, anderen volledig gefixeerd op de muziek. De muzikanten op het podium, met hun glanzende saxofoons, strakke pakken en nonchalante blikken, leken één te zijn met hun instrumenten. Hun gezichten vertoonden nauwelijks emotie, maar hun vingers en lippen vertelden verhalen die de ziel beroerden. De zangeres, een fragiel ogende vrouw met een vleugje art-decostijl in haar kleding, zong met een stem die zachtjes door de lucht cirkelde, als een onzichtbare mist die zich om je heen sloot.

 

Mister K zat al op me te wachten, zoals altijd goed zichtbaar in het halfduister. Zijn ogen fonkelden in het schemerlicht terwijl hij met een scheve grijns naar de zangeres keek. Voor hem stond een glas whiskey, het gouden vocht glinsterde in het zwakke licht van de bar. Hij zat onderuitgezakt, zijn lichaam nonchalant leunend tegen de rugleuning van zijn stoel, alsof hij zelf de eigenaar van de club was.

 

Ik ging tegenover hem zitten, een beleefd knikje richting de kelner die me in het voorbijgaan een glas bourbon op tafel zette. “On the house,” mompelde de kelner kortaf, alsof hij met zijn blik wilde zeggen dat mensen zoals ik hier zelden voor hun eigen drank betaalden. Mister K had het waarschijnlijk al geregeld.

 

De muziek werd krachtiger, de trompet nam het over, en Mister K leunde naar voren, zijn ogen priemend in de mijne. “John,” gromde hij zacht, zijn Slavische accent doorspekt met een korrelige, bijna dreigende ondertoon, “dis is da only place in Istanbul vere you feel da real soul of city.” Hij maakte een breed gebaar met zijn hand, alsof hij het hele decor van de club in één beweging wilde omvatten. 

 

Ik knikte instemmend, maar mijn gedachten waren elders. De rook, het gedempte geroezemoes van de gesprekken om ons heen, de muziek, alles leek deel van een decor in een toneelstuk dat zich zonder script afspeelde. We waren hier niet voor de muziek. De zaken lagen op tafel, figuurlijk dan, en ik vroeg me af welke verrassingen hij dit keer uit zijn hoed zou toveren.

 

Terwijl ik naar de zangeres keek, die met een zachte vibrato de klanken van een klassieke jazzstandard de ruimte in stuurde, voelde ik de spanning toenemen. De kille, zakelijke kant van Mister K contrasteerde fel met de sensuele sfeer van de club. Dit was een man die zich nergens door liet afleiden, zelfs niet door de verleidelijke klanken van een adembenemende performance.

 

“Why we here?” vroeg ik hem tenslotte, mijn stem gedempt om geen aandacht te trekken. Hij nam een slok van zijn whiskey, sloot zijn ogen alsof hij van het moment genoot, en sprak dan met een glimlach die net zo goed een grimas had kunnen zijn: “You see, John… sometimes it’s good to mix business with a little pleasure. Gives you… new perspective.” Zijn ogen openden zich weer, feller nu, en ik voelde hoe hij zich rechtop zette. De grijns verdween, vervangen door een ernst die een onverwachte rilling over mijn rug stuurde.

 

Mister K keek me aan, die grijns van hem, zo’n wolvengrijns die aanvoelde alsof hij zojuist een lammetje uit de kudde had geplukt. Zijn lippen trokken zich langzaam omhoog, zijn mondhoeken krulden op tot in zijn jukbeenderen, terwijl de kleine, smalle oogjes onder zijn zware wenkbrauwen me priemend aankeken. Een mengeling van triomf en verachting, alsof hij zich amuseerde met een private grap die alleen hij begreep.

 

"Mel has signed the contract, John. Abdullah will move to Istanbul Basaksehir." De woorden verlieten zijn mond met een lage, raspende toon, alsof ze door een bak grind getrokken werden voordat ze in mijn oren aankwamen. Hij sprak langzaam, nadrukkelijk, en in elk woord lag een onderliggende trilling van controle, alsof hij een dobbelsteen rolde waarvan hij de uitkomst al wist. Zijn stem drong diep door, drong zich op als een naald in een ader, elke lettergreep prikte venijnig door mijn mentale afweer heen. Het had iets sinisters.

 

Hij zette zijn glas whisky langzaam neer, zonder zijn ogen van me af te wenden, terwijl de amberkleurige vloeistof bijna loom in het glas cirkelde. Zijn vingers, kort en dik, met nagels die eruitzagen alsof ze een kwartier eerder nog een dierenvacht aan stukken hadden gescheurd, trommelden zachtjes op de tafel, een ritme dat net zo dreigend klonk als zijn stem.

 

"Istanbul Basaksehir." Hij spuugde de naam uit, zijn mond als een val die weer dichtklapte na het uitspreken van de laatste letter. Toen zijn grijns nog breder werd, zag ik de glinstering van een goudkleurige tand oplichten in het schemerige licht van de jazzclub. "Is done deal. No worries. I say, I do." 

 

Zijn hoofd kantelde iets naar voren, een kleine beweging die zijn hele gezicht in de schaduw legde, behalve zijn ogen. Die ogen die als twee puntjes zwart vuur op me gericht waren. Ze knepen even samen, niet van woede, maar van een soort sinistere humor, alsof hij genoot van het moment dat hij me vertelde dat mijn grootste obstakel zojuist van de kaart was geveegd.

 

"Abdullah, Mel... all is good." Zijn grijns verbreedde zich nog verder, alsof zijn gezicht zich zelf probeerde te overtuigen dat er nóg meer ruimte was om die tanden te laten zien. Hij leunde naar achteren, zijn borstkas rees even omhoog in een diepe zucht van voldoening. "Now, no more Mel. No more problems. Heh?" 

 

Hij lachte zachtjes, een droog, schor geluid dat weerklonk tussen de jazzakkoorden in de achtergrond. "We keep our cut, and they… they get new boy in big club. Everybody happy." 

 

Zijn ogen, die voorheen nog als twee smalle spleetjes naar me hadden gekeken, knipperden nu langzaam, alsof hij er zeker van wilde zijn dat de woorden en hun betekenis waren aangekomen. Ik kon zien hoe zijn spieren zich onder zijn huid ontspanden, hoe zijn hele houding zich aanpaste van spanning naar ontspanning, als een roofdier dat zich na een succesvolle jacht naar zijn schuilplaats terugtrok.

 

"You happy, John?" vroeg hij uiteindelijk, zijn stem iets zachter, maar de dreiging nog altijd latent aanwezig. De glimlach bleef, zijn mond hing nu half open, zijn lippen iets gespreid, net voldoende om een glimp van zijn tanden te laten zien. 

 

Ik haalde diep adem, voelde hoe mijn handen zich om mijn glas sloten en kneep even. Ik slikte, probeerde mijn stem stabiel te houden terwijl ik antwoordde. “Sure, Mister K... I’m happy.”

 

Hij knikte traag, zelfvoldaan, alsof mijn antwoord precies was wat hij had verwacht. Toen boog hij zich iets naar voren, zijn stem zakte een octaaf, werd haast fluisterend, maar de woorden kwamen nog steeds even hard aan. “Good. You should be. Because… nobody likes unhappy people, da?”

 

022b53769d647c118f0be571f3c514e2.png

 

Reacties en dergelijke.

Spoiler

 

2 uur geleden zei Marius:

Een statement wel. Maar van wat? Verzoening tussen beide 'kampen'? Of gewoon weer één die duidelijk maakt dat deze ploeg niet te stoppen valt? We merken het vanzelf wel. Want ook op het veld blijft er wat te beleven.

 

In ieder geval een stukje sportieve revanche, wij zijn er nog, wij zijn niet zomaar te verslaan, zelfs niet als onze debiele manager zes basisspelers verkoopt.

 

1 uur geleden zei Multadidici:

Fijne shit om te lezen. Waar haal je het allemaal vandaan?

 

Een zieke geest. Dat helpt wel.

 

Tags voor @Djurovski @ElMarcos @Marius @spoedt @Rikkert90 @Kyrill


 

Link naar opmerking
Deel via andere websites

Waar een verplaatsing naar Istanbul niet goed voor is. Je zou de wedstrijd tegen Fener al bijna als een anekdote beschouwen, maar voor hetzelfde geld is het dat helemaal niet. Verder zal het nieuws van Abdullah ook nog wel voor een bommetje zorgen :D 

Link naar opmerking
Deel via andere websites

xxxxxxxxxximage.thumb.png.8fb7356ccb3429

 

CCCXXIV. Two in the pink, two in the stink

 

Ik kon het nauwelijks geloven. De deal was rond. Verdomme, ze had getekend. Mel, die altijd maar dwarslag, altijd maar moeilijk deed over elk detail, had haar krabbel gezet. Abdullah vertrok naar Istanbul Başakşehir. Voor de club? Geen rooie cent. Maar mister K. had bijna een ton aan commissie uit het vuur gesleept, waarvan 30.000 euro als een stilletjes cadeau mijn bankrekening op zou glijden. Ik stond nog na te hijgen van de verbazing. "How did you do it?" 

 

Mister K. keek me aan met die typische grijns van hem, waarbij zijn ogen samengeknepen stonden alsof hij constant op zoek was naar zijn volgende slachtoffer. Die scheve tanden in zijn mond, nauwelijks verborgen achter zijn lippen die een beetje omhoog trokken, alsof hij op het punt stond een geheim te onthullen waarvan je zou wensen dat je het nooit gehoord had. 

 

“Is easy, John,” zei hij met diezelfde laconieke toon alsof hij me net een tips van de dag gaf over hoe je je schoenen poetst. Zijn stem zakte een octaaf en hij boog zich iets naar voren, alsof hij een belangrijke levensles aan het meegeven was. “I make the vagina weep.” Hij liet het even hangen, alsof hij verwachtte dat ik zou vragen wat hij bedoelde. Maar ik kende hem inmiddels. De uitleg kwam sowieso. Hij bewoog zijn handen demonstratief omhoog, alsof hij het opnieuw aan Mel zelf ging demonstreren. “Two in the pink, two in the stink,” verduidelijkte hij met een onheilspellend lachje, zijn ogen vol duivelse pret. Hij wiebelde met zijn vingers terwijl hij het zei, alsof hij een pianist was die een ingewikkelde symfonie ten gehore bracht. “And the thumb… is for stimulation.” 

 

Zijn stem gleed weg in een soort intiem gefluister bij dat laatste deel. Alsof hij het stiekem naar me siste als een diep, duister geheim dat alleen tussen ons tweeën mocht blijven. Ergens wilde ik hem op dat moment gewoon een klap op zijn schouder geven en hem keihard uitlachen, maar tegelijkertijd voelde ik een rilling over mijn rug lopen. Het was die lach in zijn ogen, die rare mix van oprechte trots en duistere speelsheid, die het ongemakkelijk maakte. Als hij het zo had geflikt, was het misschien beter dat ik er niet verder naar vroeg.

 

Hij leunde weer achterover in zijn stoel, nam een nonchalante slok van zijn whisky, en liet zijn blik over de menigte in de pub glijden. “Simple, no?” 

 

Wat kon ik zeggen? Het werkte, en de premie stond op mijn rekening. Maar ergens bleef die grijns in mijn gedachten hangen. Die wolfachtige grijns die ik nu voor altijd zou associëren met zijn bizarre uitleg over hoe hij een vrouw ‘overhaalde’. 

 

Natuurlijk had deze transfer een zekere rust gecreëerd. Mel was eindelijk stil, Abdullah was van de hand gedaan, en mijn bankrekening had een aangename verrassing ontvangen. Maar zoals altijd met deze wereld, was de vrede maar van korte duur. Het voelde alsof ik een handgranaat had weggeworpen, maar de pin lag nog in mijn broekzak. Want hoe lang zou het duren voordat Gökhan en Alex in de gaten kregen wat er werkelijk was gebeurd? Hun neefje, hun bloed, was zonder een cent compensatie vertrokken naar een andere club. Istanbul Başakşehir had hem gewoon voor een habbekrats weggekaapt, en ik? Ik had geen vinger uitgestoken om het tegen te houden.

 

Hoe zouden ze reageren? Het was een vraag die me al een tijdje bezighield. Gökhan was, zoals altijd, zakelijk en emotioneel ongrijpbaar, maar familie, vooral wanneer het op geld aankwam, had een merkwaardige manier om zelfs de meest koude harten te laten smelten. Hij zou zeker niet blij zijn, dat stond als een paal boven water. En Alex? Ze had me vaker verrast. Hoewel ze in het openbaar de beheerste zakenvrouw was, wist ik dat er achter die façade een diepe loyaliteit voor haar familie schuilging, vooral als het ging om Abdullah. Ze was geen vrouw die je wilde onderschatten. En hier lag nu het probleem. 

 

Aan de oppervlakte leek alles rustig. Maar als je de situatie net iets dieper bestudeerde, zag je al de scheurtjes ontstaan. Gökhan zou ongetwijfeld snel doorhebben dat hij buitenspel was gezet. Dat Mel zonder zijn medeweten die krabbel onder het contract had gezet. En dat was niet alleen een kwestie van vertrouwen, maar ook van trots. Iemand had hem in zijn hemd gezet. Iemand had met zijn familie gesold. Dat soort dingen vergat een man als Gökhan niet snel, zeker niet als het financieel ongunstig uitpakte. Zijn schulden zouden hierdoor niet kleiner worden, zijn status binnen de familie zou een knauw krijgen. Alex, hoe rustig ze ook mocht lijken, zou die spanning voelen. En zodra Gökhan zijn onvrede bij haar zou ventileren, zou ze haar woede zonder twijfel op mij afvuren.

 

Ik had het lont aangestoken, dat wist ik maar al te goed. De vraag was niet of het zou exploderen, maar wanneer. Het was een zorgvuldig geplaatste bom onder onze fragiele samenwerking, een die ik bewust had geplant, maar waarvan ik nu pas besefte hoe groot de impact kon zijn. De intrige die volgde was als een langzaam optrekkende mist, een spel van verborgen agenda’s, stille ruzies, en het wachten op dat ene onvermijdelijke moment waarop iemand het mes zou trekken.

 

De vraag was: wie zou als eerste uithalen?

 

Peinzend draaide ik het glas met de amberkleurige whisky rond, mijn blik gefixeerd op de golven die tegen de rand kletsten, alsof het glas elk moment uit mijn handen kon glippen. Een stilte die dreigde te verzuipen in mijn eigen gedachten. De rust voor de storm die ik zelf in gang had gezet. En precies op dat moment hoorde ik een schamper gelach naast me.

 

Mister K, zijn gezicht getekend door een vage mengeling van spottende superioriteit en wat leek op medelijden, leunde iets naar me toe. Zijn ogen stonden smal, bijna pijnlijk vernauwd, en zijn mondhoeken trokken omhoog in die typische, half misprijzende grijns. Zijn hand, voorzien van die harde knokkels waar de aderen als kronkelende rivieren doorheen liepen, ging naar zijn kruis, en met een ferme greep kneep hij in zijn zaakje. “Grow some balls, John,” zei hij, zijn stem zwaar, slepend, alsof hij elk woord moest afwegen op een alleen voor hemzelf zichtbare weegschaal.

 

Hij liet zijn hand los, alsof hij zijn punt gemaakt had, en knikte naar mijn glas. “You… you sitting here, staring at drink like it got answer for you,” ging hij verder, zijn gebroken Engels roestig en verminkt door dat brute Slavische accent. Hij schudde zijn hoofd, zijn lippen half geopend, en met een grimas die het midden hield tussen een grijns en een woeste blik. “Whisky… whisky no answer. You know answer.”

 

Zijn ogen, donker en glinsterend in het halfduister van de pub, keken me strak aan, zijn blik vastgekleefd aan mijn gezicht als een roofdier dat zijn prooi in de gaten hield. “You *are* in control of your life,” vervolgde hij, zijn stem proactief, beladen met de kilte van een Siberische winter. Elke klank die hij uitbracht leek een aansporing, een commando, een zweepslag om me tot actie aan te zetten. “So act like it,” snauwde hij, zijn vingers die de tafel omklemden, de knokkels wit van de druk. 

 

Ik voelde de woorden in mijn maag zakken als een blok beton. Hij had natuurlijk gelijk, de klootzak. Dit hele gedoe met Gökhan, Alex, en Abdullah had ik zelf opgezet. Ik had het spel naar mijn hand gezet en nu moest ik doorgaan, niet achterom kijken, niet twijfelen. Ik knikte langzaam, mijn blik nog steeds gefixeerd op mijn whisky, maar dit keer niet als een man die hulpeloos was, maar als iemand die tot een besluit was gekomen. Langzaam zette ik het glas neer, de kille, onwrikbare blik van Mister K nog steeds in mijn rug voelend.

 

“I get it, K. I get it,” mompelde ik, half tegen mezelf. Hij trok zijn lippen omhoog in een grijns die oprecht leek, al was het maar voor de helft. “Good, John,” zei hij op vlakke toon, zijn schouders nonchalant ophalend, alsof het hele gesprek hem nu alweer verveelde. “No need to sit here like sad puppy. Time to *act*, time to take what’s yours.”

 

Hij tikte nog een keer op de rand van mijn glas, zijn ogen weer gericht op mij, fel en doordringend, alsof hij tot de kern van mijn wezen keek. “No more thinking. More doing,” voegde hij er zachtjes aan toe, als een laatste zweepslag om me tot actie aan te sporen.

 

022b53769d647c118f0be571f3c514e2.png

 

Reacties en dergelijke.

Spoiler

 

12 uur geleden zei Marius:

Waar een verplaatsing naar Istanbul niet goed voor is. Je zou de wedstrijd tegen Fener al bijna als een anekdote beschouwen, maar voor hetzelfde geld is het dat helemaal niet. Verder zal het nieuws van Abdullah ook nog wel voor een bommetje zorgen  

 

Als je dat maar weet :D Climax incoming hoor.

 

12 uur geleden zei Djurovski:

Mister K is back yeeha. Op het veld gaat het meer dan prima. Tussendoor nog The Irish Pub in ( is nooit verkeerd ) en probleem Mel lijkt ook opgelost te worden

 

En op een stijlvolle manier.

 

Tags voor @Djurovski @ElMarcos @Marius @spoedt @Rikkert90 @Kyrill

 

Link naar opmerking
Deel via andere websites

Zo ik ben helemaal bij, heerlijk dit zeg, zoals ik je eerder vandaag in voiceclip al stuurde. Is echt geweldig om Mister K te zien,en de lijnen tussen fictie en non -fictie, en in hoeverre Mister K zijn karakter met mij overlapt. Sommige dingen herken ik totaal, andere niet,is misschien wel alleen maar nog mooier. Wat een novelle dit, intens genieten bij elke update.

Link naar opmerking
Deel via andere websites

xxxxxxxxxximage.thumb.png.8fb7356ccb3429

 

CCCXXV. Welcome to the jungle

 

Wij begaven ons in de tussentijd richting het stadion waarin die wedstrijd gespeeld moest worden, het Şükrü Saracoğlustadion. De spelersbus bewoog zich moeizaam door de zee van geel en blauw die zich rondom de thuishaven van de thuisploeg had verzameld. Het was een massieve, bijna beangstigende menigte, een golvende muur van supporters die de straten hadden overgenomen als een rivier die buiten haar oevers trad. Aan beide kanten van de bus stonden mensen, schreeuwend, juichend, zwaaiend met sjaals, sommigen druk bellend terwijl anderen als in trance naar binnen keken. De sfeer was geladen, een mengeling van spanning en uitzinnigheid, en de bus leek er slechts op een fractie snelheid doorheen te glijden, als een schip dat zich een weg baant door een dichte mist van mensen.

 

Links en rechts werden fakkels aangestoken, oranje en rode gloed die de blauwe nacht doorbrak en alles om ons heen in een vurige gloed hulde. Het felle licht flikkerde tegen de ramen van de bus, weerkaatste op het glas en zorgde voor een hallucinant schouwspel. De rook die er vanaf kringelde, werd door de menigte weggewuifd alsof het een welkom cadeau was. Het gejuich nam toe, veranderde in een oerkreet die diep uit de kelen van duizenden mensen kwam. Voor onze spelers, die gewoonlijk voor enkele honderden mensen speelden, familieleden en vrienden van beide teams, was dit een totaal andere wereld. De ogen van sommige jongens stonden wijdopen, als konijnen gevangen in de koplampen van een truck. Je zag ze slikken, zweetdruppels vormden zich op hun voorhoofden, handen die nerveus hun broekspijpen gladstreken.

 

Dit was geen gewone wedstrijd. Dit was Fenerbahçe. De grootsheid van de Turkse voetbalcultuur voelde je in elke vezel van je lichaam. Het stadion, een gigantische betonnen kolos met eindeloze rijen stoeltjes, leek op ons neer te kijken, oordelend, wachtend op wat we zouden brengen. De spelers probeerden hun spanning te verbergen, maar het was onmiskenbaar aanwezig. Sommigen tuurden strak voor zich uit, anderen keken stiekem naar de massa buiten. En hoe dichter we bij het stadion kwamen, hoe heftiger de mensenmassa werd. Meer gezichten, meer fakkels, meer lawaai. Het voelde alsof we een vijandige vesting binnentrokken.

 

De ogen van Gökhan stonden strak gericht op zijn telefoon, een zenuwtrekje aan zijn mondhoek. Ik betrapte mezelf erop dat ik mijn kaak stevig op elkaar hield. Dit was de arena waar je gemaakt of gebroken werd. Voor veel van onze spelers was dit hun kans om naam te maken, om zichzelf te bewijzen op het hoogste niveau. Maar ik wist dat voor sommigen de druk te groot zou zijn. Al het getrainde zelfvertrouwen kon in een oogwenk verdampen als de luide fluit en het gefluit van duizenden vijandige supporters je in de oren sneden.

 

Toen we eindelijk de catacomben van het stadion inreden, was de spanning in de bus bijna tastbaar. Het rumoer van buiten werd gedempt door de dikke muren van beton, maar de echo's van het gejoel en het gebrul gonsden nog steeds in mijn oren. We stopten, en de deuren openden zich met een doffe zucht. De jongens stonden op, keken elkaar aan met een mengeling van bravoure en pure angst. Dit was het. Hun kans om geschiedenis te schrijven, in een stadion dat qua atmosfeer meer leek op een amfitheater voor gladiatoren dan op een voetbalveld.

 

Het tactische strijdplan was in wezen hetzelfde als de vorige keer: drie van de vier middenvelders zouden als een soort extra verdedigingslinie voor de verdediging geposteerd worden. Een schild van gespierde lichamen, gebouwd om klappen op te vangen en de aanvalsgolven van de tegenstander te breken voordat ze gevaarlijk konden worden. Abdullah? Die kreeg de vrije rol, een soort joker in het kaartspel, vrij om zijn fratsen uit te halen waar en wanneer hij dat wilde, zolang het maar ver weg van onze eigen helft was. Zijn taak was duidelijk: het spel ondersteunen zonder verdedigende concessies te doen. Behalve druk zetten op hun opbouw mocht hij vooral niet te veel zeuren als hij niet aan de bal kwam. 

 

Het grootste verschil deze keer? We stonden tegenover een van de grootste clubs uit het land, een instituut dat zijn status niet zomaar cadeau geeft. Een thuiswedstrijd in de beker tegen een ploeg die wij nota bene op routine hadden weggetikt is één ding, maar een uitwedstrijd in het stadion van een ploeg als Fenerbahçe is een ander verhaal. Vol op de aanval spelen zou een kapitale blunder zijn, de tactische equivalent van een heroïsche cavaleriecharge richting loopgraven vol Duitse mitrailleurs tijdens de Eerste Wereldoorlog. 

 

Begrijp me niet verkeerd, dat soort charges hadden hun eigen schoonheid. Je zag de heldhaftigheid in de ogen van de cavaleristen, het edele aanvalsgebaar van paarden en mannen in vol ornaat, die met ontblote sabels en moedige harten in galop over de heuvel denderden. Maar wat volgde was een bloedbad. De mitrailleurs ratelden, de cavaleristen werden als rijen dominostenen omvergeschoten, de paarden neergemaaid door de kogelregen alsof ze niets meer waren dan vliegende doelen in een schiettent. Het was heroïek met de uitstraling van een roemruchte nederlaag. Het was glorieuze waanzin, alles op het spel zetten zonder enig reëel uitzicht op succes. En wij? Wij gingen niet roekeloos het zwaard trekken en onszelf te pletter lopen. Nee, ik hield mijn troepen liever in de loopgraaf, wachtend op het juiste moment om toe te slaan. 

 

Ereplaatsen en romantische overwinningen zijn voor de zelfmoordenaars. Voor de diehards, voor die jongens die liever sterven op het veld dan verliezen met het hoofd nog op hun schouders. Ik hou van winnen. Gewoon winnen, zonder al te veel poespas en martelaarschap. We hoefden niet de beste te zijn, maar ik wilde ook niet de muizen die zich zonder enig verzet in de muil van de kat lieten verschalken. 

 

Dus nee, niet vol gas naar voren. Geen pogingen om Fenerbahçe op eigen terrein op hun plaats te zetten. We zouden wachten, geduldig onze posities innemen, de lucht uit hun aanval halen, hun ziel laten versmelten met hun eigen onzekerheden. En dan, als de eerste kieren in hun verdediging zichtbaar werden, als ze dat moment van twijfel in hun ogen kregen, dán zouden we toeslaan.

 

022b53769d647c118f0be571f3c514e2.png

 

Reacties en dergelijke.

Spoiler

 

7 uur geleden zei Marius:

Voor 30k kan je natuurlijk wel eens een bommetje dropen. En daar de gevolgen van dragen ook. Oftewel, met de woorden van Mister K, grow some balls John  

 

Het voelde wel als het soort opmerking dat in die situatie gepast is, toch? :D 

 

7 uur geleden zei Djurovski:

Die Mister K heeft vreemde manieren maar het werkt blijkbaar... Weet alleen niet of het aan te raden is. Nu afwachten hoe die andere 2 reageren

 

Two in the pink, two in the stink, het lijkt mij wat veel in de artiesteningang inderdaad.

 

6 uur geleden zei ElMarcos:

John heeft een slag gewonnen en ondertussen ook nog een tip van Mister K. gehad wat hij kan doen als Alex mogelijk niet zo blij is met hem.  En we weten, John is er stiekem ook niet vies van. 

 

Ik sluit het niet uit, maar dat is in beginsel niet de richting die we uitgaan :D 

 

4 uur geleden zei Kyrill:

Zo ik ben helemaal bij, heerlijk dit zeg, zoals ik je eerder vandaag in voiceclip al stuurde. Is echt geweldig om Mister K te zien,en de lijnen tussen fictie en non -fictie, en in hoeverre Mister K zijn karakter met mij overlapt. Sommige dingen herken ik totaal, andere niet,is misschien wel alleen maar nog mooier. Wat een novelle dit, intens genieten bij elke update.

 

Het is en blijft een fictief persoontje, al blijf jij wel de bron van inspiratie ;) 

 

Tags voor @Djurovski @ElMarcos @Marius @spoedt @Rikkert90 @Kyrill

 

Link naar opmerking
Deel via andere websites

xxxxxxxxxximage.thumb.png.8fb7356ccb3429

 

CCCXXVI. De heksenketel

 

Alle plannen en voorbereidingen die we hadden getroffen, werden in één klap tenietgedaan toen we de spelerstunnel uitkwamen. Als een muur van geluid sloeg de klank van de Fenerbahçe-supporters op ons in. Het was niet zomaar een begroeting van het thuispubliek; dit was een orkaan van kabaal, een auditieve aanslag die dwars door je lichaam trok, al je zintuigen overnam en je gedachten verstikte.

 

De avondlucht was gevuld met de geur van brandende fakkels en de geur van verschaald bier. Het stadion, dat de naam droeg van een van de grootste leiders in de Turkse voetbalgeschiedenis, was niet gevuld, maar overvol. Duizenden, tienduizenden mensen schreeuwden, huilden en zongen in een eenvormig ritme dat op de tribunes als een zee van energie heen en weer golfde. Een zee die, naar het leek, alleen maar sterker werd naarmate wij verder het veld op liepen. De klanken van trommels, geschreeuwde orders door megafoons en een kakofonie van spreekkoren zorgden voor een angstaanjagende symfonie die onze mannen met open mond lieten staan.

 

De spelers die normaal gesproken de rust zelve waren en in ons eigen stadion geen spier vertrokken, stonden nu als versteend. Ik zag hoe sommigen bijna krampachtig naar hun noppen keken, alsof ze ergens anders heen wilden kijken om maar niet geconfronteerd te worden met het geweld van de geluidsgolven die hen overspoelden. Ze keken naar beneden, naar hun schoenen, naar het gras. Alles behalve naar de tribunes waar duizenden dolle Turken, die zich leken te hebben ingesmeerd met de energie van de hel zelf, ons dreigend tegemoet keken. Een aantal spelers maakte zenuwachtige handbewegingen. Misschien om de spanning uit hun vingers te krijgen, misschien om een beetje controle terug te winnen over hun bibberende ledematen.

 

Op de banken zaten mensen op elkaars schouders, die zich omwikkeld hadden met gigantische vlaggen van geel en blauw. Boven ons hoofd fladderde een immens spandoek dat door de fans van vak naar vak werd doorgegeven. Je hoorde het zachte geritsel ervan zelfs door het gebulder van de fans heen. Af en toe flitste een lichtstraal door het stadion, afkomstig van een fakkel die te dicht bij het doek was gekomen en vonken in het rond strooide. “Een heksenketel”, zeggen ze dan. Meestal bedoelen ze een sfeervol, beetje luidruchtig stadion, maar hier was die term op z’n plaats. Dit was een wervelstorm van razernij, een chaos van emotie en geluid die je compleet van je stuk bracht. Mijn god, wat was het overweldigend.

 

Zelfs Abdullah, normaal zo onverschrokken, keek schichtig om zich heen, zijn ogen flitsten van links naar rechts alsof hij elk moment een aanval verwachtte. In zijn blik was niet alleen verwondering te lezen, maar ook een sluimerende angst. Dit was niet een veldslag die je simpelweg kon winnen door harder te rennen en beter te schieten. Dit was een mentale beproeving die veel van onze jongens op voorhand al aan het verliezen waren. Het leek wel alsof de tribunes een eigen leven hadden gekregen, als een kolkende massa die slechts één doel had: ons, de bezoekers, verscheuren en verzwelgen als het in hun macht lag.

 

Het lawaai was zó intens dat ik letterlijk voelde hoe de vibraties door mijn lijf gingen. Mijn borstkas, gevuld met adrenaline, voelde aan alsof er een hardstylesessie plaatsvond vanbinnen, met een zwaar dreunende bassline en stampende feestgangers. Zelfs mijn vingers trilden, en niet alleen door de opwinding van het spel. Dit was… allesomvattend.

 

022b53769d647c118f0be571f3c514e2.png

 

Reacties en dergelijke.

Spoiler

 

15 uur geleden zei Kyrill:

Goed en spannend stuk weer!!

 

We werken rustig naar de climax toe.

 

15 uur geleden zei Kevinreijnen:

Heerlijk geschreven stuk. Volg ik zeker!

 

 

Dank je wel :) 

 

14 uur geleden zei Djurovski:

Het plan is duidelijk 

 

Nu de uitvoering nog :D 

 

14 uur geleden zei Marius:

Iedereen die op het veld staat lijkt onder de indruk. Behalve de trainer dan. Hopelijk worden zijn instructies dan ook naar behoren uitgevoerd.

 

Dat is altijd de hamvraag. Als iedereen altijd precies deed wat wij als managers bedachten... :D 

 

Tags voor @Djurovski @ElMarcos @Marius @spoedt @Rikkert90 @Kyrill

 

Link naar opmerking
Deel via andere websites

Dit is toch wat anders voor iedereen inclusief John. Dit is Fenerbache, het stadion waar zelfs de grootste clubs even sidderen. Benieuwd of John ook hier een truc speciaal uithaalt of dat dit een figuurlijk clysma met Sriracha saus wordt voor hem. 

Link naar opmerking
Deel via andere websites

xxxxxxxxxximage.thumb.png.8fb7356ccb3429

 

CCCXXVII. Een moeizame start

 

Het eerste kwartier was een beproeving. Onze spelers bewogen als zombies, met zware, slepende stappen, alsof hun benen met lood waren gevuld. Er werd nauwelijks een bal goed ingespeeld, passes kwamen niet aan, iedereen stond net een stapje te laat. Het was niet alleen de spanning, het was angst die zich als een verstikkende deken over het team had gelegd. Die vervloekte tribunes, met hun onophoudelijke gebrul, hadden het zelfvertrouwen van de ploeg met één enkele klap verpulverd. Fenerbahçe kwam op ons af als een jagende wolf, de ene aanvalsgolf na de andere rolde richting onze zestien. De voorzetten zwierden met venijn het strafschopgebied in, schoten werden net op tijd geblokt, en elke tackle voelde als een wanhopige laatste poging om de dood uit te stellen.

 

In het centrum van die storm stond Aykut, onze kapitein, onze rots in de branding. Terwijl de rest van het team worstelde om hun ademhaling onder controle te krijgen, leek hij de enige die niet uit zijn evenwicht was gebracht. Met gebalde vuisten en een stem als een sloophamer schreeuwde hij orders. Vastberaden dirigeerde hij de andere verdedigers in positie, zijn blik een mengeling van woede en onverzettelijkheid. Hij bewoog zich als een generaal die zijn soldaten naar hun posities dirigeerde in de meest hachelijke momenten van de strijd. Waar de jongere spelers de bal uit paniek wegtrapten, zorgde Aykut ervoor dat elke bal met een gerichte kaats of een gecontroleerde kopbal het gevaar even wegwerkte.

 

Fenerbahçe rook bloed. Hun vleugelspitsen stormden op onze verdedigers af, voerden een duivelse dans van schijnbewegingen en dribbels op alsof ze de duimschroeven nog wat verder wilden aandraaien. De tribunes zongen als in een trance, de capo’s met hun megafoons riepen de fans tot een hoger niveau van razernij. Elk mislukte schot van hun kant, elke geblokte bal werd gevolgd door een diep, oergeluid uit duizenden kelen. Een geluid dat je merg en been doordrong, dat zelfs onze keeper, normaal zo koel als een ijsberg, deed sidderen toen hij de bal in de handen nam.

 

Enkele keren leek het onvermijdelijke te gebeuren. Een ongevaarlijk schot veranderde door een afzwaaier van richting, en de bal scheerde rakelings langs de paal. Een voorzet belandde met een enge precisie op het hoofd van hun spits, maar zijn kopbal miste kracht en verdween in de veilige handen van onze doelman. Ik zag de spanning in zijn ogen, het zweet dat van zijn voorhoofd gutste terwijl hij de bal met trillende vingers klemde. De schouders van de andere verdedigers trilden als rietjes in een storm, maar Aykut… hij stond daar, met zijn borst vooruit en kin hoog. De wereld kon in elkaar storten, maar hij zou blijven staan.

 

Toen de eerste aanvalsgolf na een minuut of twintig eindelijk afnam, konden we heel even ademhalen. Heel even. Een aantal jongens probeerde opgelucht naar elkaar te glimlachen, maar het leek meer op een grimas, een mislukte poging om de nervositeit weg te drukken. Het publiek keerde zich met nog meer vuur tegen ons, want hun ploeg had niet gescoord. Aykut gaf een opbeurende klop op de schouder van zijn medeverdedigers en brulde hen opbeurende woorden in, uiteraard in het Turks, waardoor ik er geen reet van verstond. Zijn stem overstemde het lawaai van de tribunes net niet, maar het signaal was duidelijk: als we ons vast bleven klampen aan dit stukje controle, konden we misschien het tij keren.

 

Toch was er die onderhuidse nervositeit die voelbaar was in elke balbehandeling, in elke ademhaling. Het was als een dunne draad die elk moment kon knappen. De aanval van Fenerbahçe had zich even teruggetrokken, maar net als een roofdier dat zijn prooi in het vizier had, wisten we dat het slechts een kwestie van tijd was voor de volgende aanval zou komen.

 

Het was Colin die de toon zette, zoals alleen hij dat kon. De aanvoerder, met zijn imposante postuur en zijn nietsontziende houding, begreep dat er iets moest gebeuren. Toen hij de bal hoog zag opvliegen richting het middenveld, zag je hem zichzelf als een tank in stelling brengen. Alles aan zijn lichaamshouding schreeuwde: *Nu is het genoeg.* Hij spande zijn spieren aan, schouders naar achteren, borst vooruit, en stormde richting de bal. 

 

Jayden Oosterwolde, zijn directe tegenstander, een boomlange Nederlander die het spel tot dan toe had gedomineerd, zag Colin komen, maar het was al te laat. Colin sprong omhoog als een furie, knieën hoog, ellebogen breed. Hij vloog letterlijk door de lucht als een woeste adelaar die zijn prooi aanvalt. De botsing die volgde was net geen vechtpartij, het soort klap waarvan je normaal gesproken alleen het geluid hoort in de slachthuisgang. Oosterwolde werd weggevaagd, zijn lange, lenige lichaam klapte dubbel als een papieren zak die werd platgedrukt. Hij kermde van de pijn en lag daarna te kronkelen op de grond als een vis op het droge.

 

Het stadion ontplofte van woede. Duizenden Turkse stemmen werden één dreigend gebrul, een oorverdovende golf van pure haat die door de lucht gierde. De scheidsrechter vloog naar de plek des onheils en trok resoluut de gele kaart. Maar Colin? Colin liet zich door niets en niemand van zijn stuk brengen. Hij liep kalmpjes naar de scheidsrechter toe, grijnsde breed met zijn tanden ontbloot, alsof hij net een leuke grap had gehoord. Hij pakte de kaart aan als een trofee, een bevestiging dat hij de tegenstander had laten weten wie hier de baas was. “All in a day’s work,” leek die zelfvoldane blik te zeggen.

 

Hij draaide zich om en, in plaats van zijn hoofd te laten hangen of zich druk te maken over de menigte, trok hij Aykut naar zich toe. De twee veteranen, de leiders van onze ploeg, riepen met schorre stemmen de rest van de jongens bij elkaar. Ze stonden daar, vlakbij de plek waar Oosterwolde nog steeds op de grond lag te kreunen, als wolven die hun territorium verdedigen. Colin’s handen wezen, Aykut knikte driftig, er werden schouderklopjes uitgedeeld. Je zag het gebeuren: die gebogen schouders, die wanhopige blikken van onze spelers veranderden in iets wat op zelfvertrouwen begon te lijken. Hun ademhaling werd rustiger, hun ogen kregen een nieuwe focus. Alsof Colin en Aykut iets diep vanbinnen in hen hadden aangewakkerd, iets dat hun angst verving door vechtlust.

 

Het spel werd hervat. En ineens waren we een ander team. De passes werden weer scherper, de spelers bewogen met meer overtuiging. Waar eerst paniek en chaos heerste, was er nu een soort berekende kalmte. Colin en Aykut hadden de rangen gesloten, hun aanwezigheid als een schild tegen de mentale druk van het publiek. De fans van Fenerbahçe begonnen gefrustreerd te schreeuwen, hun handen wanhopig door het haar woelend. Ze zagen wat wij voelden: het momentum was verschoven.

 

Elke keer dat de bal richting Oosterwolde ging, leek hij te twijfelen. Hij was nog steeds bezig zijn ademhaling te reguleren, zijn blik schoot angstig naar Colin. Hij wist dat als hij nog een keer hetzelfde duel aanging, hij weer zou worden aangepakt. En die angst sijpelde door naar zijn teamgenoten. Steeds vaker hoorde je verwensingen richting elkaar, spelers van Fenerbahçe die geïrriteerd naar elkaar keken omdat een pass niet aankwam, omdat er niet goed werd vrijgelopen. Dat soort kleine dingen die het verschil maken.

 

Colin’s actie was meer dan alleen een fysieke ingreep geweest. Het was een interventie, een bewijs dat zelfs een reus als Fenerbahçe kon wankelen. En wankelen deden ze. De thuisploeg verloor het initiatief, wij kregen meer grip op de wedstrijd. Ik zag het aan hun lichaamshouding, aan de geforceerde passes, aan de snelheid waarmee ze hun frustraties begonnen te uiten. Ze hadden niet alleen een duel verloren, maar ook een stukje van hun zelfvertrouwen. En dat, mijn vrienden, is dodelijk in een wedstrijd als deze.

 

Vanaf de zijlijn kon ik een glimlach niet onderdrukken. Colin had precies gedaan wat nodig was. Misschien kreeg hij nog meer kaarten, misschien zou het ons in een andere wedstrijd in de problemen brengen, maar op dit moment, hier in deze kolkende heksenketel, was het perfect. We waren nog lang niet veilig, maar we hadden eindelijk ons eerste wapenfeit laten zien.

 

022b53769d647c118f0be571f3c514e2.png

 

Reacties en dergelijke.

 

Spoiler

 

Op 4-10-2024 om 10:58 zei ElMarcos:

Dit is toch wat anders voor iedereen inclusief John. Dit is Fenerbache, het stadion waar zelfs de grootste clubs even sidderen. Benieuwd of John ook hier een truc speciaal uithaalt of dat dit een figuurlijk clysma met Sriracha saus wordt voor hem. 

 

Gezien de verhoudingen wordt een stuntje realiseren echt heel erg lastig.

 

21 uur geleden zei Marius:

Probeer de kalmte hier maar eens bewaren. Na dertig seconden schiet de thuisploeg sowieso al een eerste keer op doel, en dan je alleen maar bidden dat de bal niet in doel beland.

 

Met de rug tegen de muur.

 

18 uur geleden zei Titan:

Niets is mooier dan zo'n stadion tot op de laatste stoel stil te krijgen, met uitzondering van het uitvak . Wil je me trouwens blijven taggen, anders mis ik snel een updateje.

 

Op zich een waarheid als een koe, maar de vraag is of dat in deze context niet wat veel gevraagd is. Een kampioenskandidaat uit de hoogste afdeling met een hele lading internationals, versus een titelpretendent uit de derde divisie met een international van Turkmenistan. :D 

 

15 uur geleden zei Djurovski:

Met recht een heksen ketel daar. Ga er maar aanstaan

 

We gaan in ieder geval een dappere poging wagen. 

 

Tags voor @Djurovski @ElMarcos @Marius @spoedt @Rikkert90 @Kyrill

 

Link naar opmerking
Deel via andere websites

Join the conversation

You can post now and register later. If you have an account, sign in now to post with your account.

Gast
Antwoord op deze discussie...

×   Plakken als rijke tekst.   In plaats daarvan plakken als platte tekst

  Er zijn maximaal 75 emoticons toegestaan.

×   Je link is automatisch geïntegreerd.   In plaats daarvan als link tonen

×   Je voorgaande bijdrage is hersteld.   Tekstverwerker leegmaken

×   Je kunt afbeeldingen niet direct plakken. Upload of voeg afbeeldingen in vanaf URL.

×
×
  • Nieuwe aanmaken...