Spring naar bijdragen
De FMusic 100 - stem op jouw favoriete liedjes allertijden. ×
FM - Christmas Challenges - Win een MU Sjaal of Beanie ×

[IDS] [FM24] Altijd blijven lachen


Nom de Guerre

Aanbevolen berichten

xxxxxxxxxximage.thumb.png.8fb7356ccb3429

 

CCCXV. De zwanenzang

 

Mel was extatisch. Ze straalde alsof ze zelf die overwinning had behaald, en haar ogen glinsterden van trots terwijl ze me aankeek. Ze had eindelijk haar zin gekregen, en dat wist ze. Abdullah, haar gouden jongen, had zich bewezen. Ze had gelijk gekregen en dat wilde ze maar wat graag laten zien. Ze had die blik in haar ogen, een blik van triomf, maar ook van vastberadenheid. Dit was nog maar het begin voor haar. Ik wist het, voelde het bijna fysiek. Dit was een vrouw die tot alles in staat was om de carrière van haar zoon een flinke duw in de rug te geven. En dat maakte haar gevaarlijk. Levensgevaarlijk, als je het mij vroeg. Ze zou iedereen die in haar weg stond zonder pardon opzij schuiven, met een glimlach op haar gezicht.

 

Alex was lastiger te lezen. Ze hield haar emoties onder controle, zoals altijd. Haar ogen gleden langs het tafereel, langs de juichende spelers, langs Mel en zelfs langs mij, zonder dat ik er iets uit kon halen. Ze leek tevreden, ja, maar er school meer achter. Dat kon niet anders. Alex was iemand die altijd een paar stappen verder dacht, iemand die nooit tevreden was met de status quo. Haar glimlach was klein, bijna onmerkbaar, maar haar ogen verraadden dat er iets in beweging was. Wat, dat kon ik niet precies zeggen, maar ik voelde het tintelen in de lucht.

 

Gökhan daarentegen? Die had allang zijn focus verlegd. Zijn gedachten waren ergens anders, waarschijnlijk bij de getallen die door zijn hoofd spookten, bij de schulden die hij moest aflossen, aan een of ander syndicaat waar ik niet te veel vragen over wilde stellen. Hij was geen man van subtiele emoties. Zijn gezicht was strak, zijn mondhoeken naar beneden getrokken in een bijna constante frons. Het was duidelijk dat hij al bezig was met de volgende zet, de volgende deal. De man dacht altijd in termen van winsten en verliezen. Als hij lachte, was het vaak omdat hij geld rook, niet omdat hij blij was met een overwinning op het veld.

 

De euforie in de kleedkamer was ondertussen bijna tastbaar. De spelers, vol adrenaline, schreeuwden en lachten alsof ze net de wereldbeker hadden gewonnen. Ik moest een manier vinden om die energie te temperen. Dit was pas een stap op weg naar de titel, niet het einddoel. En onderschatting? Dat kon ik me niet permitteren. Niets is gevaarlijker dan een team dat gelooft dat het onoverwinnelijk is, terwijl de echte strijd nog moet beginnen. Mijn gezicht bleef strak, mijn ogen scanden de ruimte, terwijl ik nadacht over mijn volgende woorden. Ik moest de jongens scherp houden, gefocust. We hadden nog werk te verrichten.

 

Ik knikte kort naar Mel, een beleefde erkenning van haar triomf, en wierp Alex een snelle blik toe, maar verder bleef ik kalm, koelbloedig, net als altijd. Dit was een spel dat ik al te vaak had gespeeld, en ik wist dat je pas moet juichen als de laatste zet is gemaakt.

 

Amed SK was namelijk geen push-over. De ploeg streed om een promotieplek en leek vastbesloten om ons het leven zuur te maken door de wedstrijd zoveel mogelijk te ontregelen, waarbij ze werden geholpen door Pluvius. De regen kletterde op het veld van Amed SK, en elke stap die de spelers zetten, leek gepaard te gaan met het geluid van modder die tegen hun schoenen spatte. Dit zou geen makkelijke pot worden.

 

Vanaf de eerste minuut was het kraakhelder: Amed SK had de bus geparkeerd en de boksring opgebouwd. Ze waren niet gekomen om te voetballen. Nee, dat was veel te beschaafd voor deze ploeg. Ze hadden maar één missie: slopen. Niet het doelpunt van de tegenstander, maar de benen, de enkels, de ribben van onze jongens. Elke keer dat een van ons de bal zelfs maar aanraakte, werd hij rücksichtslos tegen het gras geplakt. Dit was geen voetbal, dit was een strijdveld waar finesse overboord was gegooid. Geen tiki-taka, geen mooie combinaties; gewoon vol op de man. Breken, stoten, doorhalen. Dat was hun tactiek.

 

De gezichten van hun spelers spraken boekdelen. Verharde blikken, kaakspieren strak aangespannen, alsof ze elk moment iemand een elleboog konden geven. Voetballen? Vergeet het maar. Ze hadden zich voorgenomen om onze spelers geen seconde rust te gunnen. Overal waar een rood shirt opdook, hing er meteen een Amed-verdediger aan zijn schouder, klaar om hem zonder pardon neer te halen. Overtredingen? Kaarten? Wat maakte het uit? Ze wisten dat de scheids niet alles kon zien, en elke overtreding die onbestraft bleef, was weer een kleine overwinning voor hen.

 

Het leek alsof ze er bijna van genoten, dat constante fysieke spel. Het was hun enige troefkaart. Finesse? Ze zouden het woord niet eens kunnen spellen. Ze hoefden het ook niet te kunnen spellen. Waar onze jongens probeerden te combineren en te zoeken naar openingen, was hun enige doel het sluiten van elke ruimte, het blokkeren van elke pass, het neerhalen van elke aanval. Pure chaos, daar draaide het om. En ze wisten dondersgoed dat ze met hun beperkte capaciteiten niets anders konden dan de wedstrijd ophouden en hopen dat wij in hun val zouden trappen.

 

De frustratie nam toe bij onze jongens. Je zag het aan hun gezichten, aan de gebaren die net iets te fel waren, aan de snelle blik naar de scheidsrechter na weer een late tackle. Dit was geen voetbal, dit was een gevecht op leven en dood. Ze probeerden ons niet te verslaan met techniek of tactiek, maar met brute kracht en cynisme. Het was alsof ze ons wilden breken, fysiek en mentaal, voordat we überhaupt de kans kregen om echt te spelen.

 

Maar ze hadden zich vergist als ze dachten dat wij ons zo makkelijk uit het veld lieten slaan. Wij hadden misschien finesse, maar wij hadden ook tanden. En als ze ons wilden neerhalen, moesten ze verdomd goed hun best doen. Dit was pas het begin en ik zag in de ogen van mijn spelers dat ze niet van plan waren zich zomaar gewonnen te geven. Amed SK speelde met vuur, en vroeg of laat zou iemand zich daar aan branden.

 

Furkan Gedik, altijd de motor op het middenveld, bleef onverstoorbaar. Zijn gezicht stond strak van concentratie, zijn ogen voortdurend zoekend naar een opening. Hij dicteerde het spel, ondanks de vuile spelletjes van de tegenstander. Elke pass die hij gaf, was scherp, doordacht. Zijn lichaam straalde pure wilskracht uit; dit was zijn domein, en hij zou niet wijken.

 

Amed SK bleef schoppen, bleef beuken, maar wij weigerden om te breken. Minuut na minuut kropen we dichter naar hun doel, met als enige houvast het idee dat we moesten toeslaan voordat het te laat was. En toen, in de 83e minuut, kwam het verlossende moment.

 

Berat Altındağ, altijd loerend, altijd scherp, pikte een perfecte pass van Furkan op. Hij draaide zijn lichaam in één vloeiende beweging, alsof hij al wist waar de bal naartoe zou gaan. Zijn gezicht vertrok van pure focus, zijn ogen priemden naar de verre hoek. Hij plantte zijn linkervoet stevig in de modder, en met zijn rechter trapte hij de bal genadeloos hard richting de onderkant van het net. 

 

Het leek alsof de tijd even stil stond, en toen... BOEM! Het net bolde en de stilte in het stadion werd vervangen door het geluid van gejuich uit het uitvak. Berat schreeuwde het uit, zijn vuisten gebald, zijn borst vooruit alsof hij een winnende bokser was. Zijn teamgenoten stormden op hem af, hun gezichten opgetrokken in euforie en opluchting. Dit was het moment waarop ze hadden gewacht.

 

De gezichten van de Amed-spelers vertrokken. Woede en frustratie mengden zich in hun blik. Ze wisten dat ze deze slag verloren hadden. Toen het laatste fluitsignaal klonk, zakten hun schouders in, alsof de zwaarte van de nederlaag hen nog verder naar beneden drukte.

 

Wij? Wij vierden feest. De jongens stonden rechtop, hun gezichten als fakkels van vreugde en ontlading, de ogen glinsterend van trots en euforie. Furkan, met zijn brede grijns en ongecontroleerde gebaren, leek niet te kunnen stoppen met juichen. Zijn vuisten sloegen keer op keer in de lucht, alsof hij een op hol geslagen metronoom was die zijn eigen ritme aan het opdwingen was. Berat, rustiger, maar met een blik die boekdelen sprak, de vurige gloed in zijn ogen die even fel brandde als de felle stadionlampen boven ons. Dit was niet zomaar een overwinning. Dit was een triomf. Een meesterwerk op een vochtig, somber canvas, uitgeveegd door de opwinding van een strijd die gewonnen was, maar waarvan de nasmaak bittersweet bleef hangen.

 

Ze straalden allemaal, alsof ze elk een eigen zonnetje op zak hadden dat plotseling tevoorschijn kwam. De vermoeidheid die normaal hun schouders liet hangen na een wedstrijd, leek te zijn opgelost in het niets. Maar terwijl zij daar stonden, op die denkbeeldige Olympus die voor even alleen voor hen toegankelijk was, kon ik het niet helpen om naar de toekomst te kijken. Dit was niet zomaar een triomf. Nee, dit was een triomf met een zware tol.

 

Dit was de zwanenzang van deze groep, in deze samenstelling. De wetenschap van wat er zou komen, de naderende aderlating, drukte zwaar op mijn borst, zelfs te midden van al die vreugde. Elke glimlach, elke omhelzing, elk schouderklopje voelde geladen. Alsof iedereen, diep vanbinnen, wel aanvoelde dat dit één van de laatste keren zou zijn dat ze samen als een geheel konden juichen. De groep stond nog als een huis, een onneembare vesting, maar de eerste scheurtjes waren allang zichtbaar. Wie zou vertrekken? Wie bleef? Welke gezichten zou ik nog wel, en welke zou ik nooit meer zien in deze kleedkamer?

 

Ze wisten het niet, maar ik wel. De meesten van hen zouden straks verspreid worden, als bladeren in de herfstwind. Gekocht, verkocht, naar huurlingenland gestuurd, zonder vaste basis, zonder zekerheid. Wat vandaag een euforisch, onoverwinnelijk geheel was, zou binnenkort niet meer dan een herinnering zijn. Een droom die slechts in flarden voortleeft in gesprekken, als oud-ploeggenoten elkaar ooit weer eens tegen het lijf zouden lopen. “Weet je nog die keer tegen Amed SK?” zouden ze dan misschien zeggen, met een glimlach die door weemoed getemperd zou worden. 

 

De triomf was groot, maar het naderend afscheid hing als een zwaard van Damocles boven mijn hoofd. De laatste triomf van een gedoemde groep. De zwanenzang die prachtig klonk, maar waarvan de laatste tonen al met de werkelijkheid begonnen te vervagen.

 

022b53769d647c118f0be571f3c514e2.png

 

Reacties en dergelijke.

 

Spoiler

 

13 uur geleden zei Marius:

Alles voor de schijn. En de fans zullen het misschien nog wel kopen ook. Maar de vraag is natuurlijk ook hoe er in de spelerskern gereageerd wordt.

 

Revolutie!

 

13 uur geleden zei Djurovski:

Pfff hoe moet ik mij in jouw hersenspinsels kunnen verplaatsen. Ik verwacht dat het wel iets te maken gaat hebben Colin en het filmpje. 

 

Dat laatste zeer zeker. The smoking gun, so to speak.

 

12 minuten geleden zei Total Football:

Ik heb even twee updates teruggelezen en heb het gevoel dat ik ontzettend veel heb gemist, haha! Je schrijfstijl is echt heel tof en leest lekker weg. Benieuwd naar de climax!

 

Dank je wel. Alles teruglezen gaat je, denk ik, vrees ik, weet ik, ook nogal wat tijd kosten :D Ik geloof dat ik aan meer dan 600 pagina's getikt zit in Word. 

 

Tags voor @Djurovski @ElMarcos @Marius @spoedt @Rikkert90

 

Link naar opmerking
Deel via andere websites

Een symbolische overwinning met het naderende vertrek van enkele jongens. De heilige Drievuldigheid, want zo mogen we Gökhan, Mel en Alex ondertussen wel noemen, is zo waar ook even rustig. Stilte voor de storm. En dat is niet de eerste keer in dit verhaal :D 

Link naar opmerking
Deel via andere websites

xxxxxxxxxximage.thumb.png.8fb7356ccb3429

 

CCCXVI. Tumultueus

 

Als ik ooit zo’n persoonlijkheidstest zou invullen, dan zou de uitslag de gemiddelde psycholoog of loopbaancoach waarschijnlijk acuut doen besluiten van carrière te wisselen. Want wat voor label plak je op iemand die in wezen een onwaarschijnlijke combinatie is van een rasoptimist en een beroepscynicus? Je zou er bijna een nieuwe categorie voor moeten bedenken, eentje die ergens tussen naïef idealisme en uitgekookt wantrouwen inzit. Een testresultaat dat niet met standaard psychologische hokjes te vangen is, maar eerder een diervriendelijke variant van schizofrenie lijkt te vertegenwoordigen: het vermogen om zowel vastberaden in je succes te geloven als een rotsvaste zekerheid te hebben dat alles op de meest verschrikkelijke manier mis zal lopen.

 

Aan de ene kant ga ik altijd uit van het positieve. Natuurlijk gaat die deal door, natuurlijk komt de transfer op tijd rond, natuurlijk breken we door naar de play-offs. Waarom niet? Je moet ergens in geloven, toch? Maar aan de andere kant, diep vanbinnen, huist de beroepscynicus die zich met de precisie van een patholoog-anatoom voorbereidt op de valstrikken die onvermijdelijk op mijn pad komen. Want er is een fundamenteel verschil tussen hoopvol afwachten en te midden van de puinhopen van je ingestorte dromen cynisch lachen en zeggen: “Zie je wel, ik wist het.”

 

Het is alsof ik bij elke wedstrijd, elke deal, elke ontmoeting met een potentiële zaakwaarnemer een mentale tweestrijd uitvocht. De optimist die als een hyperactief duracellkonijntje zijn ‘Ja! Ja! Ja! Dit gaat lukken!’ door mijn hoofd schreeuwt, en de cynicus die nuchter en onbewogen aan de zijlijn staat te kijken en zachtjes mompelt: “Je weet dat ze je straks keihard naaien, toch?” En hoe vaker de cynicus gelijk krijgt, hoe harder de optimist moet schreeuwen om gehoord te blijven. Een strijd op leven en dood die zich elke dag opnieuw afspeelt in de arena van mijn hersenpan.

 

De testresultaten zouden alle kanten uitslaan: extraverte introvert, assertieve pleaser, geordende chaos. De psycholoog zou met een zweterig voorhoofd een vierde kop koffie naar binnen slaan en zich afvragen hoe hij mij, dit wandelende contrast, ooit in zijn standaardprofielen moet passen. Waarschijnlijk kwam hij tot de conclusie dat ik één groot vraagteken ben. Want hoe vat je iemand samen die met een brede grijns in een ravijn springt, terwijl hij tegelijkertijd aan zijn eigen valhelm sleutelt, in de hoop dat hij straks de impact wat kan verzachten?

 

Dat is het hem nu net. Ik ben altijd bezig met het maken van een plan B, terwijl ik plan A nog aan het uitvoeren ben. Omdat ik diep vanbinnen wéét dat de kans groot is dat het hele gedoetje straks instort als een kaartenhuis. Dat de prachtige beloftes van een nieuwe toekomst, een nieuw project of een nieuwe speler niets meer zijn dan een dun laagje vernis dat afbladert zodra je er met een vingernagel tegenaan tikt. En toch. Toch blijf ik het elke keer weer proberen. Want ergens, onder al die lagen van cynisme, heb ik het nog niet helemaal opgegeven. 

 

Misschien zit het in mijn aard om me telkens weer tegen beter weten in te laten misleiden. Een soort verslaving aan hoop, ook al weet ik precies hoe slecht ik ervan afkom als het sprookje wéér geen goed einde blijkt te hebben. Of misschien, heel misschien, geeft dat cynische deel van me de optimist telkens de ruimte om weer op te staan, omdat het stiekem niet zonder die hoop kan. Want wie ben je zonder dat sprankje geloof dat, heel misschien, dit keer alles wel goed gaat?

 

Dus als ik ooit zo’n test maak en daaruit blijkt dat ik een wandelende paradox ben, dan geef ik die psycholoog een welgemeende schouderklop en zeg: “Welkom in mijn wereld, vriend. Kijken hoe lang jij het volhoudt.”

 

Ik wist dat het nieuws over de nieuwe en vertrekkende spelers als een molotovcocktail in een festivalweide zou inslaan. Zodra de vonk de benzine raakte, zou de explosie zich verspreiden als een lopend vuurtje. De mensen die dicht bij het epicentrum stonden, de inner circle van ingewijden, spelers, zaakwaarnemers, die zouden waarschijnlijk niet eens heel erg verrast zijn. Zij waren als rokerige, doorwinterde kermisexploitanten die de brandweer al klaar hadden staan voordat de eerste steekvlam de lucht in ging. 

 

Maar hoe verder je verwijderd raakte van die inner circle, hoe groter de schok zou worden, en hoe heftiger de reacties zouden zijn. Dieper in de vijver, verder van de waarheid. De pers, de supporters, de families van de spelers; allemaal zouden ze als gekken beginnen te spartelen zodra de impact hen bereikte. Eerst met verbijstering, dan met een flinke scheut verontwaardiging, en uiteindelijk met het soort irrationeel woedende commentaar dat meer verraadt over hun gebrek aan begrip dan over de feitelijke gebeurtenissen. Want wat ze ook zouden roepen, de waarheid was voor hen een halfgebladderd schilderij, iets waar ze zelf invulling aan moesten geven omdat ze de originele kleuren niet konden onderscheiden.

 

Het bizarre is dat ik ergens, diep vanbinnen, het idee had dat we er wel mee weg zouden komen. De ervaring had me geleerd dat de gemiddelde voetbalsupporter een geheugen heeft dat korter is dan het lontje van een vuurpijl op oudejaarsavond. Een paar overwinningen, een handjevol kopdoelpunten, en iedereen die nu zou staan te schelden en tieren, zou zich weer in de armen van hun club storten alsof ze een oude geliefde hadden teruggevonden. De komst van een nieuwe publiekslieveling, zo’n vlijtige knaap die net even meer meters maakt dan zijn voorganger, en de vertrekkers zouden met een flauwe, bijna aandoenlijke nostalgie worden afgeschreven. Vergeten, alsof ze slechts voetnoten waren in een veel groter verhaal.

 

Mijn innerlijke cynicus had er natuurlijk weer een geheel eigen visie op. “Joh, als ze je niet gelijk op de markt aan een galg willen hangen, dan is dat puur te danken aan het feit dat mensen over het algemeen te stom zijn om hun eigen broek op te houden,” fluisterde hij met zijn eeuwig zure stem in mijn oor. In zijn optiek was de hele ophef die zou volgen op deze massale verschuiving van spelers eigenlijk maar bijzaak. Geen enkele storm, hoe hevig ook, was bestand tegen de ijzige kalmte van onwetendheid. Ze zouden zich opwinden, tegen elkaar opbieden in hun gekrijs en getier, maar zodra het stof was neergedaald en ze weer afgeleid waren door de volgende soap of realityshow, zouden ze langzaam maar zeker hun aandacht verleggen.

 

“En als het toevallig toch goed gaat,” vervolgde mijn innerlijke demon terwijl hij zich onzichtbaar een glas whisky inschonk en het naar zijn lippen bracht, “dan is dat te wijten aan de stupide goedgelovigheid van de mensheid in het algemeen. Niet aan jou. Niet aan je briljante plannetjes. Nee, gewoon omdat mensen dom zijn en graag dom gehouden willen worden. Geef ze een mooi verhaal, liefst eentje met een happy end, en ze slikken alles als zoete koek.”

 

Het was een ziekelijke waarheid, eentje die ik met de tijd had leren accepteren. Je kon de gekte niet beheersen, je kon het niet in goede banen leiden. Je kon alleen maar hopen dat je erin slaagde de mensen zo te manipuleren dat ze uiteindelijk alsnog datgene zouden geloven wat jij hen voorhield. Want mensen willen altijd graag bedrogen worden, zolang je maar de juiste leugens kiest.

 

Dat was de echte truc: niet proberen om hen de waarheid te laten zien, want die wilden ze toch niet weten. Nee, de truc was om hen te laten geloven dat de verzinsels die je presenteerde, de halve waarheden en verhulde leugens, eigenlijk hun eigen gedachten waren. Dan gingen ze er vanzelf in mee. Dan stonden ze straks te juichen voor hun nieuwe helden en schouderophalend afscheid te nemen van de jongens die ze gisteren nog op handen droegen.

 

Het probleem met de mensheid is dat ze zich graag laten meeslepen door de golven van emoties, zonder dat ze zich afvragen wie de steen in de vijver heeft gegooid. Ze reageren. Ze reageren op datgene wat ze voelen, op datgene wat het dichtstbij komt. En dat is waar je ze hebt. De truc is om de steen te laten vallen en zelf op veilige afstand te blijven staan, te kijken hoe de rimpelingen zich verspreiden, te glimlachen en te doen alsof jij het allemaal niet had zien aankomen.

 

Je lacht, je knikt, je biedt hier en daar wat valse troost of schijnbare antwoorden. En ondertussen weet je dat je zelf de steen hebt laten vallen en al bezig bent om de volgende keien klaar te leggen, want als deze rimpelingen zijn weggeëbd, is het tijd voor de volgende lading.

 

De realiteit bewees weer eens haar vermogen om met de snelheid van een overwerkte bulldozer door mijn zorgvuldig uitgestippelde plannen te denderen. Ik had verwacht dat de jongens het vertrek van een paar teamgenoten met een schouderophalen en een obligaat “dat is voetbal” zouden afdoen, maar hun gezichten vertelden een ander verhaal. De gezichten van spelers die net hadden gehoord dat hun ploeggenoten niet zomaar vertrokken waren voor een lucratief avontuur in Qatar of een buitenlands avontuur in de tweede divisie van Spanje. Nee, dit was een brute sloopoperatie geweest. Het was niet gewoon “verkoop”, het was “uitverkoop”.

 

Die blikken, die sprakeloze, wijd opengesperde ogen vol onbegrip en paniek, spraken boekdelen. Dit was geen gewone overgangsperiode meer; dit was een executiepeloton dat zonder waarschuwing zijn salvo had afgevuurd. Geen afscheidswoord, geen kop koffie na afloop om herinneringen op te halen en succes te wensen. Gewoon weg, van de ene dag op de andere. Zo’n leegte voel je niet alleen, die slaat je als een vuistslag in je maag, waardoor je duizelig naar adem hapt terwijl je probeert te bevatten wat er zojuist gebeurd is.

 

Ik zag het aankomen. De verbazing veranderde razendsnel in verontwaardiging toen Gökhan ineens op het trainingsveld verscheen, met die onvermijdelijke stoet van nieuwkomers achter zich aan. Ze zagen eruit als een stel slagersgezellen die net uit hun maagdelijk witte slagersschorten waren geholpen en hier stonden te blauwbekken in gloednieuwe trainingspakken van de club. Ze keken schichtig om zich heen, alsof ze geen idee hadden wat hun te wachten stond. En dat was waarschijnlijk ook zo.

 

Gökhan kwam breed gebarend aangelopen, alsof hij een koopman op een oosterse bazaar was die net een paar bijzonder zeldzame tapijten had weten te bemachtigen. Zijn stem klonk als het gekwaak van een eend die te lang in de zon had gezeten, maar dan in een spervuur van razendsnel Turks waar ik geen jota van verstond. Hij ratelde, wees met een priemende vinger naar één van de nieuwkomers, die vervolgens half stamelend een stap naar voren deed, even knikte naar de rest van de ploeg en dan weer beschaamd naar zijn voeten staarde. 

 

Het hele tafereel had iets tragikomisch, als een slechte soap waar je niet weg kunt zappen omdat de afstandsbediening het heeft begeven. De rest van de selectie stond er als bevroren bij, hun gezichten strak, hun ruggen gebogen. Je kon de vragen bijna in de lucht zien hangen. Wie zijn deze gasten? Wat doen ze hier? En waarom zijn onze vrienden, onze teamgenoten, ineens weg zonder afscheid? 

 

Maar niemand durfde het hardop te vragen. Diep vanbinnen wisten ze het antwoord al. Deze jongens, de nieuwkomers, waren de vervangers. Ze waren de goedkope kopieën, de tweederangsproducten die we op het laatste moment bij elkaar hadden geraapt om de gaten te vullen. Maar het waren geen vervangers die de leegte zouden opvullen. Ze waren hier om te overleven, niet om te floreren.

 

Ik voelde de ogen van Aykut en Colin in mijn achterhoofd branden, de onuitgesproken vragen die op het punt stonden om eruit te komen. Colin, altijd het type dat liever zijn mond roerde dan zijn hersens gebruikte, zou wel weer met zijn gebruikelijke directheid op de proppen komen. “Mate, what is going on? Why the new faces, why are a lot of the old guard gone?” 

 

Maar ik bleef stoïcijns voor me uit kijken. Geen enkele spier in mijn gezicht verroerde zich, mijn ogen strak gericht op de horizon alsof daar plotseling de verlichting zou verschijnen die deze nachtmerrie kon verklaren. Voor hen moest het lijken alsof ik zelf ook verrast was door deze gang van zaken. Alsof ik net zo weinig kon opmaken uit de woordenstroom van Gökhan als zij. De waarheid? Ik had de rollen zelf klaargelegd, had de pionnen op hun plekken gezet, maar dat hoefden zij niet te weten. 

 

De selectietraining leek wel een toneelvoorstelling waar het script halverwege was omgegooid. Elk gebaar, elke blik was doordrenkt van onzekerheid. De spelers die nog over waren, keken naar de nieuwelingen zoals een troep wolven naar de nieuwste aanwinsten van de roedel zou kijken. Wantrouwend, sceptisch, klaar om elk teken van zwakte genadeloos af te straffen. De nieuwe jongens, nog nat achter hun oren, deden hun uiterste best om zo min mogelijk op te vallen. Ze hielden hun ruggen krom, hun hoofden laag, en stapten gehoorzaam naar voren als Gökhan ze aanwees, alsof ze daarmee hoopten onzichtbaar te worden.

 

Aykut’s ademhaling werd zwaarder, Colin’s kaken spanden zich zichtbaar aan, zijn mond een strakke streep. Ik hoorde ze geen woord zeggen, maar hun aanwezigheid was een aanklacht op zichzelf. Ze wisten dat er iets niet klopte, ze wisten dat ik hier iets mee te maken had. Maar ze wisten ook dat ik het nu niet kon zeggen. En dat was het spel dat ik speelde. Ze laten gissen, ze laten nadenken, hen onzeker laten voelen totdat de waarheid, of tenminste een versie ervan, uit de doeken werd gedaan.

 

Gökhan ratelde nog steeds door, zijn stem als een snerpend zaagblad dat door marmer schraapte. De nieuwkomers knikten als bobbleheads op het dashboard van een rijdende auto. De rest van de selectie? Die keken naar Gökhan alsof ze hem op dat moment wel wilden lynchen. Ze begrepen niets van het spel, ze begrepen niets van de regels. Ze hadden het gevoel dat ze als pionnen waren verplaatst, maar zonder ooit de hand te zien die hen in beweging bracht.

 

Het cynisme dat altijd in mij sluimerde, kwam even naar boven. Dit was voetbal in zijn puurste, meest harde vorm: spelers zijn vervangbaar, een middel om een doel te bereiken. Vandaag ben je held, morgen ben je afval. En niemand die er een traan om laat. Ik bleef stoïcijns, keek naar voren. Zogenaamd onwetend, zogenaamd nietsvermoedend, alsof ik gewoon een toeschouwer was in dit bizarre toneelstuk. Maar ik wist wel beter.

 

022b53769d647c118f0be571f3c514e2.png

 

Reacties en dergelijke.

 

Spoiler

 

6 uur geleden zei Total Football:

Mooi beschreven weer en een terechte overwinning zo te lezen! Ik begrijp dat je afscheid moet nemen van spelers vanwege de schulden? 

 

In feite is de club kerngezond, maar ik wilde het verhaal leuker maken, dus ik heb daadwerkelijk zes basisspelers verkocht.

 

6 uur geleden zei Djurovski:

Toet toet boing boing hakken zagen maar wel gewoon drie punten 

 

En uiteindelijk tellen alleen de punten.

 

2 uur geleden zei Marius:

Een symbolische overwinning met het naderende vertrek van enkele jongens. De heilige Drievuldigheid, want zo mogen we Gökhan, Mel en Alex ondertussen wel noemen, is zo waar ook even rustig. Stilte voor de storm. En dat is niet de eerste keer in dit verhaal  

 

Een Drievuldigheid aan problemen :D  We werken wel vaak in patronen, he? De stilte voor de storm is een terugkerend dingetje :D 

 

Tags voor @Djurovski @ElMarcos @Marius @spoedt @Rikkert90 @Kyrill

 

Link naar opmerking
Deel via andere websites

xxxxxxxxxximage.thumb.png.8fb7356ccb3429

 

CCCXVII. Escaleren kun je leren

 

Zodra Gökhan zijn hielen had gelicht en de daadwerkelijke training begon, zochten Aykut en Colin me op. Of ja, Colin kwam woest op me afgestormd, zijn schouders naar voren gebogen, kaak op slot en vuisten gebald alsof hij op het punt stond om iemand tegen de grond te slaan. Zijn ogen schoten vuur, de aders in zijn nek klopten in een ritme dat de mars van woede leek aan te geven. 

 

“I know you probably can’t tell us why, but what the hell, John... You could’ve given us a heads up or something. You blindsided us!” Zijn stem schoot omhoog, alsof hij zichzelf nauwelijks in de hand kon houden. Elk woord kwam er hortend en stotend uit, de emoties duidelijk hoorbaar in zijn stem. Dit was geen man die gewoon kwaad was; dit was iemand die zich verraden voelde, alsof hij van zijn laatste stukje zekerheid was beroofd.

 

Aykut stond ernaast, zijn houding veel rustiger, maar de frons op zijn voorhoofd en de lichte schudbeweging van zijn hoofd verrieden zijn gevoelens. Dit was geen normale frons; dit was de frons van iemand die probeerde te begrijpen hoe hij het overzicht kwijtgeraakt was in een zaak die hij dacht onder controle te hebben. Zijn armen waren gekruist, zijn lippen stijf op elkaar geklemd. Hij zei niets, maar zijn ogen boorden zich in de mijne alsof hij met pure wilskracht de antwoorden uit mijn hoofd wilde trekken. Geen geschreeuw, geen handgebaren, gewoon een verdomd felle blik.

 

“Colin, calm down,” begon ik, mijn stem laag en beheerst, alsof ik een kind probeerde gerust te stellen. Maar dat werkte averechts. Zijn gezicht kleurde nog dieper rood, alsof ik net olie op het vuur had gegooid.

 

“Calm down?” Hij schreeuwde bijna. “Calm down?! You drop a fuck…” Hij slikte, ademde diep in, maar zijn borstkas ging nog steeds op en neer alsof hij net een marathon had gelopen. “You drop a bomb like this, no warning, no explanation, and you want me to calm down? Are you kidding me, John?!” Zijn stem daalde en steeg, een schreeuwfluistering die alleen maar geladen was met nog meer woede.

 

Aykut keek naar Colin, zijn mond half open alsof hij elk moment wilde ingrijpen, maar hij hield zich in. Hij draaide zich naar mij, zijn wenkbrauwen omhooggetrokken, zijn ogen vernauwd. “Tell me you had no choice, John. Please tell me this wasn’t your call.” Zijn stem was zachter, maar juist daarom des te dringender. Dit was geen vraag om informatie; dit was een smeekbede om een bevestiging dat zijn wereldbeeld niet volledig op de kop was gezet.

 

Mijn schouders zakten iets en ik zuchtte diep. Blijven ademen, John, blijf kalm. Mijn ogen gleden van Colin’s verwilderde blik naar Aykut’s doorborende ogen. “It was above me, guys. Orders from the top. You know how it is.” Mijn stem klonk vlak, bijna mechanisch, omdat ik de waarheid half inslikte. 

 

Colin’s kaken klemden zich opnieuw op elkaar. Hij leek zichzelf nauwelijks in bedwang te kunnen houden. “Above you? Orders from the top?” Zijn vingers trilden lichtjes, alsof hij een sigaret miste om zijn zenuwen te bedwingen. “We’ve worked together for how long now? And you’re just gonna shrug it off with ‘orders from the top’? We’re not rookies, John. We’ve been through this before, but this… this is different, mate!” Zijn stem brak even, een kort moment waarin de emotie doorsijpelde.

 

“I get it, Colin, I really do, but…”

 

“No, John! You don’t get it!” Hij stapte naar voren, zijn gezicht gevaarlijk dichtbij het mijne. Ik voelde zijn adem, warm en zwaar, zijn ogen priemend in de mijne. “You’re asking us to take this on the chin, to just… go along with it. But what about the boys, huh? What about the guys who saw half their team leave? How are they supposed to react?” Zijn stem zakte ineens een octaaf, bijna fluisterend. “You didn’t just pull the rug out from under them; you set the whole damn room on fire.”

 

Ik keek even naar de grond, mijn kaken stijf op elkaar geklemd. Hij had gelijk. Natuurlijk had hij gelijk. Maar ik kon dat niet zeggen. Niet toen. Niet zo. Mijn ogen vonden die van Aykut weer, die nu zijn hoofd schudde, zijn schouders zakten. Teleurstelling straalde van hem af, een teleurstelling die snijdender was dan Colin’s woede.

 

“Colin…” begon ik zachtjes, mijn stem kalmer nu, maar vastberaden. “It’s done. I know it sucks, but we’ve got to move forward. We can’t change what’s happened.” Mijn ogen flitsten naar Aykut. “We still have a team to train. A season to finish. A goal to reach. So we can either stand here and yell at each other, or we can get back out there and do what we do best.”

 

Er viel een korte stilte. Colin’s blik flitste naar de grond, zijn ademhaling vertraagde. Aykut zuchtte, een geluid vol berusting en vermoeidheid. Ze wisten het allebei. Ik wist het. We hadden geen keuze. Dit waren de kaarten die we in handen hadden en we moesten ermee spelen, hoe waardeloos de kaarten ook waren.

 

“Fine,” mompelde Colin uiteindelijk, zijn stem lager nu, bijna moe. “But next time, you tell us. You owe us that much, John.” Hij draaide zich om, stampte met grote passen weg, zijn schouders nog steeds gespannen, zijn handen nog steeds lichtjes trillend. Aykut bleef nog even staan, zijn ogen rustten op mij, een mengeling van begrip en verontwaardiging.

 

“Don’t make a habit of this, John. Trust works both ways.” Zijn stem was nu rustig, maar het had een scherpe ondertoon, als een stille dreiging die je niet kon negeren.

 

Ik knikte, mijn gezicht strak, mijn ogen koel. “I know. And I won’t. This was… different.”

 

Aykut’s lippen trokken even in een geforceerde glimlach, zijn schouders zakten. “It better be.” Hij draaide zich om en liep langzaam weg, zijn houding die van iemand die tegen beter weten in hoopte dat de waarheid misschien toch iets minder erg zou zijn dan het leek.

 

Ik bleef staan, roerloos, de koelte van de ochtendlucht trok langs mijn gezicht. Mijn handen klemden zich rond de rand van de dug-out, mijn knokkels wit. Orders van boven, dat kon ik blijven zeggen. Maar de waarheid was dat ik de handlanger was geweest, de executeur die de trekker had overgehaald. Of ze het ooit zouden begrijpen, wist ik niet. Maar nu was niet het moment om de waarheid toe te geven.

 

Nu was het moment om verder te gaan, koeltjes, zakelijk, alsof ik alleen maar een functie uitoefende en geen enkele band had met de spelers op het veld. Want dat was het spel dat ik speelde.

 

022b53769d647c118f0be571f3c514e2.png

 

Reacties en dergelijke.

Spoiler

 

18 uur geleden zei Djurovski:

Oh oh oh er staan twee spelers op ontploffen 

 

Twee vertrouwelingen van de trainer ook nog eens.

 

17 uur geleden zei Marius:

Heerlijk zo'n persoonlijkheidstest die niet eens uitsluitsel geeft  Verder zag die training er ook één grote slapstick uit. Hopelijk kunnen de jongens ook terug snel lachen  

 

Ik ben er bang voor. Sportief gaat het prima, maar verder...

 

Tags voor @Djurovski @ElMarcos @Marius @spoedt @Rikkert90 @Kyrill

 

Link naar opmerking
Deel via andere websites

xxxxxxxxxximage.thumb.png.8fb7356ccb3429

 

CCCXVIII. Een moeizaam vervolg

 

Na alle personele mutaties en de bijbehorende chaos was het evident dat we gebaat waren bij een overwinning. Maar die overwinning zou niet vanzelf komen, zoveel was wel duidelijk. De sfeer op de trainingen was de afgelopen week net zo broos als een roestige brug die elk moment kon instorten. Het team oogde als een stel verslagen boksers die net te horen hadden gekregen dat ze nog een extra ronde moesten vechten. De frisse gezichten van de nieuwe jongens konden de onderliggende onrust niet verhullen. Iedereen voelde het aan: dit was een groep in transitie, en transitie brengt onzekerheid met zich mee.

 

Zelfvertrouwen? Dat was ver te zoeken. Je zag het in hun ogen. Spelers die normaal vol bravoure over het veld denderden, keken nu schichtig om zich heen, alsof ze op elk moment een schop onder hun kont verwachtten. De passes die anders zo vloeiend hun weg vonden, gingen nu met horten en stoten. De bal werd meer weggeschoten dan gericht gepasst, en de opbouw was rommeliger dan de administratie van een failliete loodgieter.

 

Ik kon het ze ook niet kwalijk nemen. Hoe konden ze in hemelsnaam scherp zijn, als ze wisten dat ze elk moment hun biezen konden pakken? Zelfs de kern van de selectie, de jongens die normaal als onmisbaar werden beschouwd, zagen zichzelf plotseling in de etalage staan. En dat vrat aan ze. Je kon het zien in hun lichaamstaal. Schouders die net iets lager hingen, gezichten die net iets strakker stonden. Onzekerheid knaagde aan hun vertrouwen, een onderhuidse nervositeit die zich verspreidde als een olievlek.

 

We hadden een overwinning nodig, geen discussie over mogelijk. Een overtuigende overwinning die de twijfels en angsten van de afgelopen weken kon wegspoelen, die kon laten zien dat er ondanks alles een plan was. Maar dat was makkelijker gezegd dan gedaan. Terwijl ik langs de zijlijn liep, merkte ik hoe stil het was. Geen geroezemoes, geen gefluister. Enkel het geluid van de bal die als een versufte stuiterbal van de ene naar de andere speler werd geschoven. Elke poging tot een aanval leek abrupt te eindigen in een verdedigend getreuzel. Het was alsof de ploeg bang was om te falen. Bang om zichzelf nog verder in de nesten te werken.

 

Gedachten aan tactische wijzigingen speelden door mijn hoofd, maar ik wist dat het geen zin had om de boel nu nog om te gooien. Je kon wel een nieuwe strategie proberen, maar als de spelers al geen vertrouwen hadden in hun eigen kunnen, dan was elke tactische aanpassing als een nieuwe lik verf op een gammel huis. Het ziet er van buiten misschien mooi uit, maar binnenin blijft het een bouwval.

 

En zo stonden we daar, een team dat normaliter door een muur zou rennen als ik het ze opdroeg, maar dat nu als een stel makke schapen stond te blaten, wachtend op een herder die hen richting doel zou leiden. Het was geen kwestie van kwaliteit of talent. Het was een kwestie van geloven, van mentaal overeind blijven in de storm van onzekerheid en twijfel. Als we deze wedstrijd niet binnenhaalden, zouden de barsten in het zelfvertrouwen alleen maar dieper worden. Dan kon ik tactieken en opstellingen uit de kast blijven halen tot ik erbij neerviel, maar dan was de ziel van dit team gebroken.

 

Een zege was nodig, ja. Maar op dat moment voelde het alsof ik mijn troepen naar de slachtbank stuurde, hopend op een wonder, wetend dat het geloof in dat wonder met elke slechte training verder vervaagde.

 

De middag in het Erzincan 13 Şubat Şehir Stadyumu begon zoals ik gevreesd had: grimmig en doordrenkt van spanning. De spelers gleden over het veld alsof ze op een ijspiste stonden en het publiek bewoog zich heen en weer op de tribunes, als een kolkende massa die zich aan het vooruitzicht van een nieuwe overwinning probeerde op te warmen. Dit was geen gewone wedstrijd. Dit was een test van karakter, en al vanaf het eerste fluitsignaal was duidelijk dat 24Erzincanspor hier gekomen was om een statement te maken.

 

Isparta 32 Spor probeerde nog wat tegengas te geven, vooral in de openingsfase, maar het leek nergens op. Je zag het meteen, het klopte niet. En toen, nauwelijks tien minuten ver in de wedstrijd, gleed Amir Arlı uit als een beginner op een overstrooid stuk straat, waardoor Aziz Eren Balaban de bal zomaar in zijn voeten kreeg. Wat volgde was niets minder dan een kunstwerk. Een volley van buiten het strafschopgebied, de bal vloog door de lucht als een granaat en plofte tegen de binnenkant van de paal, waarna hij in het net verdween. Het geluid van het leer dat het metaal raakte, galmde als een kanonschot door het stadion. 1-0 achter na amper tien minuten. Arlı draaide zich om, zijn gezicht vertrokken van wanhoop, handen in het haar alsof hij wilde schreeuwen maar geen stem meer had. Het was een klap in het gezicht van iedereen die op het veld stond, maar 24Erzincanspor herpakte zich snel.

 

Met Colin Kazim-Richards aan het roer, die met zijn armen maaiend over het veld bewoog, brullend als een kapitein die zijn zinkende schip alsnog veilig probeert te loodsen, begon de ploeg weer te draaien. Elke pass, elke interceptie was een stap terug in de wedstrijd. Kazim-Richards joeg op elke bal, smeet zichzelf voor elke tackle en sleurde zijn team mee. De energie spatte van hem af, zijn ogen priemden als dolken in de lucht. En toen, vlak voor rust, gebeurde het onvermijdelijke. Een fout van een Isparta-verdediger, een schuiver die totaal verkeerd uitpakte, een schouderduw van Kazim-Richards, en de bal lag plotseling stil op de stip.

 

Kazim nam zijn aanloop. Zijn gezicht vertrokken in concentratie. Zijn ogen strak gericht op de bal. Hij haalde uit... en de keeper dook, duwde de bal met de toppen van zijn vingers naast het doel. Geen gejuich. Geen vreugde. Alleen maar verbijstering. Kazim-Richards draaide zich om, keek naar de grond alsof hij de antwoorden daar zocht, zijn handen op zijn heupen. Een grimlach, een korte knik, alsof hij zichzelf toesprak: 'Kom op, nog niet gedaan.'

 

In de tweede helft veranderde alles. 24Erzincanspor kwam de kleedkamer uit als een stel gladiatoren die net een inspirerende toespraak hadden gekregen. De druk op Isparta nam toe, ze kregen geen seconde rust. Bij elke bal werd er gejaagd, bij elk duel werd er gebikkeld alsof hun leven ervan afhing. Je zag de paniek groeien in de ogen van de tegenstanders. En toen, in de 83e minuut, was daar die fatale fout. Een bal die knullig werd weggeschoten, recht in de voeten van Aytar Hidayetoğlu, die moederziel alleen in het strafschopgebied stond. Een kille afmaker als hij twijfelt niet. De bal schoot als een wervelwind in de benedenhoek, en het stadion ontplofte. Het geluid was oorverdovend. Hidayetoğlu draaide zich om, zijn ogen glinsterden van extase, zijn vuisten trilden van de adrenaline. Zijn schreeuw was bijna dierlijk, een oerkreet die zich een weg baande naar elke supporter op de tribunes.

 

Het tweede doelpunt, nauwelijks vijf minuten later, was niets minder dan een mokerslag voor Isparta. Een knullige terugspeelbal werd onderschept door Hidayetoğlu. Hij hoefde de bal alleen maar in het lege doel te schuiven. Het was een intikker, maar wel eentje die hij viert alsof hij net een omhaal in de Champions League-finale had gemaakt. Zijn mondhoeken krulden omhoog tot een brede grijns. Zijn medespelers doken bovenop hem. Armen om hem heen, schouderklopjes, iedereen voelde het: de wedstrijd was binnen.

 

Toen het laatste fluitsignaal klonk, vielen de spelers van 24Erzincanspor elkaar in de armen. Je kon zien hoe de emoties hen overspoelden. Sommigen huilden, anderen lachten, sommigen keken stilletjes naar de grond, het overweldigende gevoel van overwinning langzaam tot zich door laten dringen. Ze hadden het gehaald. Ze hadden hun rug gerecht en karakter getoond. Op een ijzige middag zoals deze, waar de adem als rook uit hun monden kringelde, hadden ze de kou en de tegenstander overwonnen met de warmte van hun passie. Dit was meer dan een overwinning. Dit was een triomf van wilskracht, een bewijs dat geen enkel team, geen enkele koude windvlaag hen zou kunnen breken.

 

022b53769d647c118f0be571f3c514e2.png

 

Reacties en dergelijke.

Spoiler

 

18 uur geleden zei Total Football:

Volkomen terechte reactie van Colin en Aykut. Benieuwd of je het team nog kan motiveren in het restant van de competitie

 

Het ging beslist een stuk moeizamer :D  Bijna alsof het een slecht idee is om zes van je betere spelers te verkopen middenin het seizoen. :cab: 

 

13 uur geleden zei Marius:

Twee trouwe luitenanten op hun tenen getrapt. Gelukkig kunnen ze wat hebben. Koelen zonder blazen wat deze jongens betreft vermoed ik. Al hangt er misschien nog wat anders boven Colin zijn hoofd  

 

Ik schat dat het niet boven zijn hoofd hangt, maar elders.

 

12 uur geleden zei Djurovski:

Vuurtje ( voorlopig ) geblust

 

So far, so good.

 

Tags voor @Djurovski @ElMarcos @Marius @spoedt @Rikkert90 @Kyrill


 

Link naar opmerking
Deel via andere websites

Ik ben al bijna 2 uur lang aan het lezen, ik ben nu bij pagina 44, vind het echt geweldig. Ik heb net die openbaringen van Alex gelezen met Gokhan, John en Mel erbij. Ik geniet hier echt van, ik hoop morgen of dinsdag in Spanje, helemaal bij gelezen te zijn, dit is echt fenomenaal. Nu ga ik zo Tolstoy-Anna Karenina verder lezen, maar dit is minstens net zo spannend, zo niet meer :D

 

Link naar opmerking
Deel via andere websites

xxxxxxxxxximage.thumb.png.8fb7356ccb3429

 

CCCXIX. The return of the king

 

Abdullah was een van de weinigen geweest die zich niet had laten meezuigen in de negatieve spiraal waarin het team de afgelopen weken had verkeerd. Terwijl zijn teamgenoten zich schijnbaar doelloos door de wedstrijd sleepten, als marathonlopers die door de hitte waren bevangen en enkel nog op karakter liepen, was hij de uitzondering. Niet dat hij direct beslissend was geweest. Geen goals, geen assists; de harde cijfers zouden zijn prestatie geen recht doen. Maar cijfers vertellen nooit het hele verhaal.

 

Op ons eigen veld, met het publiek dat van hem het wonderkind verwachtte dat hen de winterblues kon laten vergeten, leek Abdullah zich juist in dat verwachtingspatroon vast te bijten. Hij speelde vrij, onbevangen bijna, als een straatvoetballer die plotseling een veld heeft gekregen om zijn kunsten op te vertonen. Zijn directe tegenstander, een stoere kerel met de uitstraling van een mislukte bouwvakker, leek geen moment vat op hem te krijgen. Abdullah kapte, draaide en waagde het zelfs af en toe om te provoceren met een klein hakje of een schijnbeweging waar een ervaren rot alleen maar zijn hoofd over kon schudden. Zijn stijl had iets ontembaars, alsof hij de belichaming was van het jeugdige verzet tegen de machinerie van het professionele voetbal.

 

Aykut en Colin kwamen na de wedstrijd beiden met dezelfde anekdote aanzetten: een gerenommeerd sportjournalist had Abdullah vergeleken met een jonge Jack Grealish, destijds op het hoogtepunt van zijn ongeremdheid bij Aston Villa. De vergelijking klopte op verschillende vlakken: net als Grealish had Abdullah een voorliefde voor onorthodoxe dribbels en onverwachte acties. Hij liet de bal niet gewoon rollen, hij liet de bal dansen. Zijn voeten leken in een constant gesprek met het leer, fluisterend, afstemmend, een soort choreografie waar de tegenstanders alleen maar machteloos naar konden kijken. Zijn uitstraling droeg daar ook aan bij: de laaghangende sokken, het nonchalante loopje, de schoudertjes die altijd lichtjes wiegden als hij zich opmaakte om weer een verdediger het bos in te sturen.

 

Ik begreep de vergelijking. Abdullah speelde zoals Grealish op zijn beste dagen: zonder angst, met een flair die zowel bewondering als frustratie opriep bij iedereen die het moest opnemen tegen hem. Hij was niet alleen technisch vaardig en dribbelsterk, hij had ook dat instinctieve, dat je niet aan kunt leren op een trainingsveld. Balcontrole? Perfect. Behendigheid? Boven gemiddeld. Het probleem lag in zijn consistentie en zijn defensieve bijdrage. Zoals zoveel jonge talenten leefde Abdullah voor het creëren van kansen, niet voor het ontregelen van de tegenstander als wij in balverlies waren. Terwijl zijn directe tegenstanders vaak even de tijd kregen om op adem te komen als wij de bal kwijt waren, slenterde Abdullah op zijn gemakje terug, net iets te veel gefixeerd op zijn volgende actie in plaats van op de noodzaak om het team als geheel te versterken.

 

En toch... toch gaf hij ons iets wat maar weinig spelers konden: hoop. De pure vreugde van een onverwachte beweging, de mogelijkheid om in een fractie van een seconde iets magisch te zien, een glimp van de speler die hij misschien ooit zou kunnen worden. De vraag was niet of hij talent had, maar of hij het mentale uithoudingsvermogen en de discipline had om dat talent om te zetten in een carrière.

 

Maar net op het moment dat ik dacht dat het allemaal zijn eigen gangetje zou gaan, dook er plotseling een oude bekende op. Mister K., die zich plotseling in mijn inbox meldde, bracht me terug naar de realiteit. Mister K., een naam die altijd een zekere onrust teweegbracht, zowel bij mij als bij degenen die hem kenden. Een man van vele gedaantes, een wandelende paradox van glimlachende charme en sluimerende dreiging. Dat hij zich meldde, kon twee dingen betekenen: of hij rook kansen, of hij rook bloed.

 

Waarom juist nu? Waarom bij de opkomst van Abdullah? Het was moeilijk te zeggen. Misschien zag hij in de jongen een potentiële goudmijn, een ruwe diamant die hij met een goed geplaatste tik kon omtoveren in een fonkelend juweel. Misschien was het een waarschuwing, een subtiele herinnering dat achter elk succes ook een schaduw schuilging. Wat zijn motieven ook waren, één ding was zeker: met Mister K. in de buurt, stond er meer op het spel dan enkel een jonge speler die doorbrak.

 

Mister K. hield zich niet aan de conventies van de taal, alsof zinnen voor hem meer een last dan een communicatiemiddel waren. Het was een raadsel hoe iemand wiens berichten vaak als een uitgeklede telegram binnenkwamen, toch altijd precies wist te zeggen wat hij bedoelde. Hij sprak zoals een avant-gardekunstenaar schildert, met een onnavolgbare stijl die de toeschouwer in verwarring achterlaat, maar die je dwingt om de betekenis zelf in te vullen. Zijn laatste bericht, een onheilspellend korte clip van Abdullah, was er weer zo eentje. Hij had hem waarschijnlijk een paar keer opnieuw afgespeeld, zorgvuldig de juiste seconden uitgekozen om precies het juiste moment te vangen waarin Abdullah’s talent aan de oppervlakte kwam.

 

In de clip zag ik Abdullah draaien, zijn heupen laag, zijn balans perfect. Zijn lichaam bewoog als een goed afgestelde machine, soepel, met een bijna achteloze nonchalance. Met de bal aan zijn voet maakte hij een korte, vlijmscherpe beweging, die zijn directe tegenstander een fractie van een seconde te laat liet reageren. En toen, zonder ook maar een moment te aarzelen, versnelde hij weg. De man had nog net de tijd om te beseffen wat er gebeurde, maar het kwaad was al geschied: Abdullah was weg, en de bal was nu zijn bondgenoot. De buitenkant van zijn voet raakte het leer met een bijna tedere beweging, en de steekpass die volgde was een meesterwerk, of dat had het kunnen zijn, als de aanvaller geen halve seconde te laat had gereageerd en zich niet op de verkeerde plek had bevonden.

 

“Boy can play, John.” Dat was alles wat er onder de clip stond. Geen verdere uitleg, geen context, alleen die vier woorden. De clip zelf was geen highlight. Het was geen actie die op de compilatiefilmpjes van talentvolle jeugdspelers terecht zou komen. Het was een momentopname, maar wel eentje die precies liet zien waar Abdullah’s potentieel zat. Het korte moment van beweging en techniek, waarin je net genoeg zag om te beseffen dat de jongen iets in zich had wat je niet kon leren.

 

Maar wat had hij in godsnaam met die vier woorden willen zeggen? Was het een compliment, een goedkeuring van Abdullah’s talent? Of zat er meer achter? De waarheid is dat Mister K. zelden zomaar een compliment uitdeelde. Voor elke positieve observatie die hij maakte, had hij vaak tien keer zoveel kritiek klaarstaan. En complimenten waren voor hem zelden louter complimenten. Meestal zaten ze verpakt in een giftige cocon van verwachtingen en latente dreigingen.

 

“Boy can play.” Ja, en? Dat wist ik. Iedereen met een beetje kijk op het spelletje zag dat Abdullah een balletje kon trappen. Mister K. wist dat ook. Dus waarom dan deze clip? Waarom nu? Misschien had hij het oprecht goed voor met de jongen. Of misschien zat hij alweer plannen te smeden, zijn eigen intriges aan het voorbereiden die Abdullah op een dag zouden verpletteren als een wurgslang die langzaam zijn greep versterkt, net wanneer zijn slachtoffer begint te geloven dat hij kan ontsnappen.

 

Of misschien was het wel bedoeld als een waarschuwingsschot naar mij toe. Een subtiele herinnering dat wat voor mij een ruwe diamant was, voor hem slechts een pion op het bordspel van connecties, schimmige deals en strategische overnames was. Misschien wilde hij zeggen dat ik niet de enige was die Abdullah’s talent had opgemerkt, dat ik niet de enige was die plannen met de jongen had. Of erger nog, dat ik al een zet achterliep in een spel waarvan ik de spelregels niet eens kende.

 

De mogelijkheden gingen in mijn hoofd alle kanten op. En dat was waarschijnlijk precies wat hij beoogde. Hij creëerde chaos, zelfs met iets eenvoudigs als een kort bericht. De man wist hoe hij zijn invloed moest laten gelden, zonder zichzelf expliciet uit te spreken. Een modern orakel inderdaad. Zijn woorden waren net zo vaak op meerdere manieren te interpreteren als een schilderij van een surrealist. En net als een schilderij, liet hij altijd meer weg dan hij liet zien.

 

“Boy can play.” Wat dan nog? Ja, de jongen kon spelen. Maar er waren duizenden die dat konden. Het verschil zat in de mentaliteit, in het vermogen om niet alleen op te vallen, maar om te domineren. Ik had geen idee of Abdullah dat in zich had. Hij had ontegenzeggelijk talent, maar zou hij dat talent kunnen omzetten in een carrière? Zou hij kunnen omgaan met alle intriges, alle druk en verwachtingen die daarbij kwamen kijken? De vraag bleef hangen, als een zweem van twijfel.

 

Het enige wat ik zeker wist, was dat Mister K. zich niet zomaar zou melden. Het feit dat hij nu zijn interesse liet blijken, betekende dat er iets gaande was. Wat zijn intenties ook waren, ik moest mijn kaarten zorgvuldig spelen. Want als hij al zo weinig woorden nodig had om de spanning bij mij op te voeren, kon ik er vergif op innemen dat hij de rest van de wereld net zo makkelijk op het verkeerde been zou zetten.

 

022b53769d647c118f0be571f3c514e2.png

 

Reacties en dergelijke.

Spoiler

 

22 uur geleden zei Marius:

Het zit 'm in een klein hoekje. Maar dat deze overwinning extra deugd zal doen, staat als een paal boven water.

 

Het momentum vasthouden is wel van cruciaal belang.

 

20 uur geleden zei Kyrill:

Ik ben al bijna 2 uur lang aan het lezen, ik ben nu bij pagina 44, vind het echt geweldig. Ik heb net die openbaringen van Alex gelezen met Gokhan, John en Mel erbij. Ik geniet hier echt van, ik hoop morgen of dinsdag in Spanje, helemaal bij gelezen te zijn, dit is echt fenomenaal. Nu ga ik zo Tolstoy-Anna Karenina verder lezen, maar dit is minstens net zo spannend, zo niet meer

 

 

Anna Karenina heeft minder drugs en seks, maar het is wel een klassieker. Alsof je een soapserie uitschrijft en plaatst in het keizerlijke Rusland.

 

Tags voor @Djurovski @ElMarcos @Marius @spoedt @Rikkert90 @Kyrill

 

Link naar opmerking
Deel via andere websites

xxxxxxxxxximage.thumb.png.8fb7356ccb3429

 

CCCXX. Snode plannen smeden

 

Mijn bedoeling was kraakhelder. Abdullah moest weg, en met hem het voortdurende gezanik van Mel. Ze had haar zoon nu misschien even op een voetstuk gezet, maar dat betekende geenszins dat de rust zou terugkeren. Nee, het was slechts een tijdelijke status quo, een rustpauze in de eeuwigdurende strijd om aandacht, erkenning en privileges. Het was slechts een kwestie van tijd voordat ze weer op de barricades stond om meer op te eisen voor haar oogappeltje: Abdullah moest nóg aanvallender spelen, Abdullah moest minder terugzakken, Abdullah moest de vrije trappen nemen, Abdullah moest de corners trappen, Abdullah moest het veld bij iedere wissel met een erehaag verlaten... Met Mel in je team kon je de term ‘nooit genoeg’ herdefiniëren. Die vrouw eiste constant meer. En haar eisen leken alleen maar toe te nemen naarmate Abdullah’s spel beter werd.

 

Nu moest ik eerlijk toegeven dat de jongen talent had, dat stond buiten kijf. Hij kon een bal aannemen, hij kon zijn mannetje passeren, hij had overzicht en een natuurlijke flair die weinig spelers bezaten op zijn leeftijd. Maar hij was nog niet af. Hij had nog geen moment gebracht waarop je kon zeggen: die jongen is onmisbaar. Hij zou op deze leeftijd altijd vervangbaar blijven, hoe vaak Mel ook met haar voeten stond te stampen. Er waren meer van zijn soort te vinden, en als we hem konden verkopen voordat hij echt doorbrak, zou ik in één moeite door verlost zijn van zijn moeder.

 

Maar er lag een groot obstakel op mijn pad. Gökhan. Als Abdullah vertrok, zou dat onvermijdelijk leiden tot een conflict dat de huwelijkscrisis van Gökhan en Alex in een amateurtoneelstuk zou veranderen. Abdullah was meer dan zomaar een jeugdspeler. Hij was het symbool van alles wat Mel had weten te bemachtigen binnen de club, het bewijs dat ze haar zin kon krijgen, dat ze invloed had. Gökhan wist dat, en hij wist ook dat het vertrek van Abdullah zou worden gezien als een persoonlijke nederlaag. Een verkoop, zelfs al was die financieel nog zo aantrekkelijk, zou Gökhan in een ramkoers plaatsen met zijn vrouw. En laten we eerlijk zijn: Gökhan was misschien wel een sluwe vos, maar in het overlevingsspel met zijn vrouw en haar grillen stond hij al met 3-0 achter. Die zou nooit toestemmen, tenzij…

 

Tenzij hij geen keuze had.

 

Er was die kleine juridische kwestie: Abdullah had geen contract. Hij was, officieel gezien, nog steeds een jeugdspeler. Dat betekende dat hij voor een schijntje opgepikt kon worden door geïnteresseerde clubs, zonder dat de club hier ook maar iets over te zeggen had. Er lagen geen clausules klaar die we konden activeren, geen afkoopsommen waar we ons op konden beroepen. De jongen was vogelvrij. Dat betekende echter ook dat ik Mel’s toestemming nodig had, en dat was een obstakel dat ik niet zomaar kon omzeilen. De kans dat ze Abdullah zonder slag of stoot zou laten vertrekken, was nihil. Zij was immers niet alleen de moeder van de jongen, ze was zijn manager, zijn mentor, zijn grootste fan en zijn meest verstikkende kluister. 

 

Dus hoe zou ik haar kunnen overtuigen? Niet, was het korte antwoord. Mel gaf niet zomaar op. Ze gaf niet zomaar toe. Ze was als een pitbull, eenmaal haar tanden ergens in gezet en ze liet het niet meer los. Maar dat was waar Mister K. in het spel kon komen. Waar anderen zagen wat er gebeurde, zag hij altijd hoe hij een situatie naar zijn hand kon zetten. Zijn overredingskracht en schimmige netwerk maakten hem de perfecte pion. Als hij Mel eenmaal in zijn greep kreeg, zou ze zwichten. Als er iemand was die haar kon dwingen om akkoord te gaan met een transfer, dan was hij het wel.

 

Hoe, was een andere vraag. Mister K. werkte niet zomaar voor iedereen, en zeker niet voor gratis. Maar hij had eerder interesse getoond in Abdullah. Misschien kon ik die interesse aanwakkeren, hem verleiden om zijn charmes in de strijd te gooien. Misschien kon ik het laten lijken alsof het in zijn voordeel was, alsof hij er meer uit zou halen dan alleen een gunst voor mij. De man was een straatvechter, een onderhandelaar met een dubbele tong en een slangenvel. Iemand die in elke zin een nieuw wapen vond om zijn doelen te bereiken.

 

Misschien zou hij het willen doen uit puur eigenbelang. Misschien zag hij een kans om Abdullah ergens onder te brengen waar hij zelf invloed op had. Een club waar zijn belang, zijn investeringen voorop stonden. Dat was iets waar Mister K. gevoelig voor was. Als hij een speler kon halen en verkopen voor een flinke winst, dan was hij bereid om ver te gaan. Hij zou Mel bespelen, haar zwakke plekken zoeken en haar manipuleren zonder dat ze het in de gaten had. Maar er was één probleem: ik had hem niet volledig in de hand. Zodra ik hem zou inzetten, gaf ik de controle uit handen.

 

Maar dat was een probleem voor later. Voor nu lag de focus op hoe ik Abdullah op het bord zou plaatsen als een schaakstuk dat bewogen moest worden. Niet Gökhan, niet de club, niet Mel. Ik moest Abdullah in de etalage krijgen zonder dat hij het zelf doorhad. Een beetje lokken, een beetje pushen, hem laten geloven dat hij elders een veel grotere toekomst had. En als dat zou betekenen dat Mister K. een handje zou moeten helpen… so be it.

 

Eén ding was zeker: zodra hij zijn klauwen in Abdullah zette, was de jongen niet langer mijn probleem. En Mel? Die zou ik dan met Mister K. moeten laten uitvechten. Wat er ook zou gebeuren, ik zou mijn handen in onschuld wassen.

 

022b53769d647c118f0be571f3c514e2.png

 

Reacties en dergelijke.

 

Spoiler

 

5 uur geleden zei Marius:

Dan is het even rustig binnen de entourage - oftewel de Heilige Drievuldigheid - van de club, komt er weer een buitenstaander zich wat moeien  Never a dull moment!

 

Drama is life.

 

5 uur geleden zei ElMarcos:

Mister K. heeft zelden nobele plannen en dat zal nu niet anders zijn. Wellicht kan, in deze situatie, Mel nog weleens van pas gaan komen.

 

De laatste stukken bijgelezen na een week vakantie, maar heb ik nog wat spicy gemist? 

 

Mel heeft Abdullah een basisplek bezorgd met haar orale vaardigheden.

 

4 uur geleden zei Titan:

Mr. K.; we zijn toch niet in een revival van Kafka's Het Slot aanbeland? 

 

Deze is geen landmeter, maar spelersmakelaar.

 

Tags voor @Djurovski @ElMarcos @Marius @spoedt @Rikkert90 @Kyrill


 

bewerkt door Nom de Guerre
Link naar opmerking
Deel via andere websites

Misschien moet Mel haar vaardigheden nog wat aanspreken om haar zin te krijgen :D Nee, duidelijk dat John Abdullah liever kwijt dan rijk is. En dan zal hij wellicht zijn zin wel krijgen. Maar niet zonder slaag of staat natuurlijk. Ik verwacht nog een portie drama :D 

Link naar opmerking
Deel via andere websites

xxxxxxxxxximage.thumb.png.8fb7356ccb3429

 

CCCXXI. Een Ierse pub in Istanbul

 

James Joyce Pub, een onmiskenbaar ironische keuze van locatie in een land waar de machthebbers katholieke tradities het liefst bij het vuilnis zouden zetten. Een "faux Ierse" pub, zoals er zoveel zijn in de wereld: een quasi-authentieke plek volgestouwd met Guinness-reclameborden, klaverbladversieringen, en posterijen van de beroemde Dubliners die nog nooit een stap in Istanbul hadden gezet. Dit soort pubs waren een carnavaleske vertoning van wat men in Turkije onder gezelligheid verstond. Ver van de elegantie en subtiliteit van de eigen bars, en toch, in een of andere verdraaide wereld, werd dit beschouwd als een plaats waar men kon ontsnappen aan de dagelijkse beslommeringen. 

 

Een "Ierse" pub in een stad waar de echte Ieren op de vingers van één hand te tellen waren. De inrichting was dan ook wat je kon verwachten: houten lambriseringen, donkergroen behang, en een bar vol flessen die eerder als decoratie dienden dan als werkelijke belofte van een goed glas whiskey. De barkrukken waren zoals ze horen te zijn: net te hoog om comfortabel te zitten en net te hard om lang op te blijven hangen. Aan de muren hingen vergeelde posters met vergeten rugbyhelden en spreuken in Gaelic die geen enkele Turk, of toerist trouwens, kon lezen.

 

Bij binnenkomst werd je begroet door de geur van gemorst bier en goedkope luchtverfrisser, alsof de eigenaar hard zijn best deed om de geur van onbetaalde rekeningen en mislukte dromen te verhullen. De barman, een grijzende man die er uitzag alsof hij zelf in de kelder van deze pub geboren was en sindsdien nooit het daglicht had gezien, was vriendelijk op een manier die oprecht leek maar slechts oppervlakkig was. Zijn ogen dwaalden altijd af, zijn handen bewogen mechanisch, alsof de glimlach op zijn gezicht permanent vastgelijmd zat.

 

In de hoek zat een groepje expats luid te praten over de laatste politieke ontwikkelingen in Ankara, zonder te beseffen dat geen enkele Turk in deze stad ooit een voet in dit "culturele" heiligdom zette. Het was een enclave, een schijnrealiteit waarin je even kon doen alsof je ergens anders was. Weg van de chaos, weg van het echte Istanbul. Een plek waar de tijd stil leek te staan, niet omdat het zo gemoedelijk was, maar omdat hier niemand zijn ziel blootgaf.

 

En juist hier, in dit absurde stukje decoratie, dat het midden hield tussen een ode aan een literair genie en een karikatuur van een cultuur die deze stad nooit echt had omarmd, had ik afgesproken met mister K.

 

Mister K zat al op me te wachten met een glas whisky voor zich, zijn blik gefixeerd op de menukaart voor hem. Het was een blik die ergens tussen verbijstering en weerzin zweefde. De lijnen van zijn gezicht stonden strak, zijn ogen vernauwden zich, en zijn neusvleugels trilden lichtjes, een teken van onderdrukte walging. Hij leek bijna persoonlijk beledigd door wat hij las.

 

Mister K was zo'n type dat je niet snel in een hokje kon plaatsen. Zijn uitstraling was een vreemde mengeling van misplaatste nonchalance en berekenende kilheid. Hij had het soort gezicht dat op het eerste oog onschuldig oogde, haast jongensachtig, alsof hij nog net niet was losgekomen van zijn moeders schort. Maar dat was slechts een façade. Achter die vriendelijke blauwe ogen school een meedogenloosheid die je alleen maar kon respecteren of verafschuwen.

 

Hij droeg een donkerblauw kostuum dat strak om zijn lichaam zat, afgewerkt met een hemd dat deed denken aan de gordijnen in een louche motelkamer uit de jaren zeventig: vol bloemenpatronen die uit de bocht vlogen. Het soort shirt dat alleen iemand met een gezond gevoel voor zelfspot of een volkomen gebrek aan modebesef zou durven dragen. Maar bij hem klopte het. De contrasten die het shirt vormden met zijn gladgestreken, bijna zakelijk strakke haarsnit en die ondefinieerbare blik in zijn ogen maakten dat het geheel op de een of andere manier in elkaar klikte.

 

Zijn houding was rechtop, schouders naar achteren, maar het was zijn gelaatsuitdrukking die het hem deed. Hij bezat een glimlach die zich langzaam verspreidde, zoals een olievlek die zich uitbreidt op een verlaten parkeerterrein. Subtiel, bijna achteloos, maar tegelijkertijd onmogelijk te missen. Zijn mondhoeken trokken op in een perfecte curve, net ver genoeg om een vleugje ironie te verraden zonder iets weg te geven. Zelfs zijn snor, netjes getrimd en in een haast vintage-achtige stijl, leek bij te dragen aan het mysterie van deze man.

 

Zijn ogen deden daar nog een schepje bovenop: een verraad van kalmte en onverschilligheid, maar er school iets in dat blauw. Iets dat je scherp hield. Alsof hij je constant testte, elke beweging, elk woord, alles werd geregistreerd en geanalyseerd door dat onpeilbare blikveld. Mister K sprak met een soort beheerst charisma dat zelden verhief tot een luide toon, maar des te krachtiger was. Elke zin die hij sprak, leek doelbewust korter gemaakt, alsof hij met opzet de helft van de woorden achterwege liet om zijn eigen mysterie in stand te houden.

 

Hij was als een slang die zich in zijn schaduw verborg, als een leraar die je geen rechtstreekse antwoorden gaf, maar je wel iedere keer weer een stapje dichter naar de afgrond liet strompelen. Een charmeur zonder glimlach, een man van de wereld zonder ooit een duimbreed te wijken. Hij kon het soort humor gebruiken dat je een seconde te laat begreep, waarna je de bittere smaak van een belediging proefde, maar dan had hij allang zijn zinnen verlegd naar een ander onderwerp.

 

De naam "mister K" alleen al; het was iets tussen fictie en werkelijkheid, alsof hij zichzelf had gecreëerd als een personage in een roman die niemand ooit helemaal zou kunnen doorgronden.

 

"You should try the fish and chips, mate," begroette ik hem met een grijns. "It's a national dish over there."

 

Zijn hoofd schoot omhoog, zijn blik scherp als een scheermes. De schok op zijn gezicht leek oprecht, alsof ik hem zojuist had voorgesteld om gebakken rat te proeven. Zijn mondhoeken trilden, en even dacht ik dat hij zou uitbarsten in een tirade. Maar nee, Mister K beheerde zijn emoties als een meesterpianist zijn toetsen. Hij liet de schok overgaan in een spottende glimlach, waarbij zijn mondhoeken omhoog krulden zonder zijn ogen te bereiken.

 

"More like national disaster," sneerde hij uiteindelijk, zijn stem doordrenkt van sarcasme en minachting. Hij wierp een afkeurende blik op de menukaart en sloeg deze met een quasi-nonchalante beweging dicht. De plof waarmee de kaart op de tafel belandde was een statement op zich. Mister K hield niet van half werk; hij hield ervan om zijn standpunt met al zijn lichaamstaal kracht bij te zetten.

 

"Seriously, John," vervolgde hij terwijl hij zich naar voren boog, zijn ellebogen rustend op de tafel. “We sit in city with culinary history of thousand years, where dishes of megalomaniac sultans and black market hustlers come together... and you suggest I eat fried fish with potatoes?!” Zijn wenkbrauwen schoten omhoog, alsof hij echt niet kon geloven dat iemand dit in zijn hoofd zou halen. 

 

"I figured you’d enjoy a simple dish," verdedigde ik mezelf halfslachtig, terwijl ik me realiseerde dat dit gesprek nooit zou gaan over eten. De glimlach die ik had verwacht, bleef uit. Mister K snoof en leunde weer achterover, zijn rechterhand nonchalant op de rugleuning van zijn stoel, terwijl hij zijn glas whisky met zijn linkerhand naar zijn mond bracht. Hij nam een trage, bedachtzame slok en keek me over de rand van zijn glas aan.

 

"Simple is for simpletons, John," zei hij uiteindelijk, zijn stem nu zachter, meer beheerst, maar met een ondertoon die als een verborgen mes aanvoelde. "And you’re not a simpleton, are you?" 

 

Zijn ogen boorden zich in de mijne, zoekend naar iets. Ik voelde een lichte rilling langs mijn ruggengraat gaan. Mister K had die gave om een conversatie als een machtsspel te laten aanvoelen. Elk woord was een beweging op een schaakbord, elke pauze een zet die je moest anticiperen. Hij zette zijn glas neer en veegde ongeduldig met zijn duim over zijn lippen.

 

"Let’s get down to business," vervolgde hij met een zucht. "I didn’t come here to discuss the dietary catastrophes of the British Isles. We need to talk about Abdullah."

 

De naam hing als een bijl in de lucht, klaar om toe te slaan. Zijn ogen hielden me strak in de gaten, wachtend op mijn reactie. Ik voelde mijn mondhoeken trillen, de drang om iets te zeggen, iets te doen, maar ik wist beter. Dit was Mister K’s spel, en zolang hij de kaarten in handen had, moest ik geduld hebben. Hij grijnsde toen hij mijn terughoudendheid opmerkte, maar het was een grijns zonder warmte, zonder humor.

 

"Good," zei hij uiteindelijk, zachtjes knikkend alsof hij een onuitgesproken vraag had beantwoord. "You’re learning."

 

Mister K draaide het whiskeyglas langzaam rond in zijn hand, zijn blik strak gericht op de amberkleurige vloeistof alsof hij er iets in kon lezen wat voor de rest van de wereld verborgen bleef. Zijn mondhoeken krulden zich tot een zelfgenoegzame grijns, terwijl hij nonchalant over zijn aanbod sprak, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was om zo’n deal op tafel te gooien.

 

"Now about this boy, I can get him to sign with one of big clubs here in Istanbul. No transfer fee, obviously. We get bonus though, the kid is hot. We split it 70-30. I do most of the work, you just gave me a tip." Zijn stem was laag, maar met dat rauwe randje dat je vaker bij kettingrokers hoorde. Een paar tanden glansden geelachtig toen hij me aankeek, zijn ogen halfdicht geknepen, net lang genoeg om te weten dat hij niet aan het onderhandelen was, maar een dictaat uitvaardigde.

 

Ik hield mijn gezicht in de plooi, liet geen emotie doorsijpelen. "Non-negotiable terms," voegde hij er haast terloops aan toe, alsof hij zichzelf op dat punt gewoon nog even wilde benadrukken. Geen discussie, geen ruimte voor aanpassingen. Ik had het al wel verwacht, maar er was nog één kink in de kabel die ik niet zomaar kon negeren. "How will you handle his mother?"

 

Voor een moment keek hij me aan, zijn lippen trillend alsof hij op het punt stond een geheim prijs te geven. En toen barstte hij in lachen uit. Een vol, verrassend warm geluid dat niet bepaald paste bij de koele, gehaaide blik die hij altijd met zich meedroeg. Hij nam een slok van zijn whiskey, smakte even met zijn lippen, alsof hij het moment proefde. 

 

"No woman can withstand me, I make vagina weep," zei hij, en je kon de zelfvoldaanheid proeven. Hij leunde achterover, spreidde zijn armen alsof hij de godganse kroeg in één keer wilde omhelzen. Zijn ogen glinsterden, vol van zichzelf, volledig overtuigd van zijn eigen charme. 

 

Ik voelde een hoestbui opkomen, en moest al mijn zelfbeheersing gebruiken om niet hardop in lachen uit te barsten. Vagina weep? De man was een karikatuur van zichzelf. Als hij een poesje nat maakte, was het waarschijnlijk omdat een vrouw in haar broek piste van het lachen om zulke infantiele oneliners. Maar ik beet op mijn lip, knikte alsof ik serieus overwoog dat dit werkelijk zou werken. De man was een komische ramp in een maatpak, maar, moest ik mezelf eraan herinneren, hij had connecties. Machtige connecties. En ongetwijfeld een bankrekening waar elke keer een nulletje bijkwam wanneer hij zijn charmes gebruikte om een deal te sluiten.

 

Zijn grijns bleef nog even hangen, als een halve maan van tevredenheid. "So, what you say?" vroeg hij uiteindelijk, zijn stem lager, op het randje van het intieme. Het soort toon die hij waarschijnlijk gebruikte om deals te bezegelen, net voor hij zijn tegenstander met een glimlach in de rug stak.

 

Ik liet mijn blik even afdwalen, over de flessen achter de bar, de halflege glazen, de geur van tabak en goedkope parfum. “Dit is het dan,” dacht ik. Het begin van een nieuw hoofdstuk in een spel dat ik misschien al veel te lang aan het spelen was. Maar het einde was nog niet in zicht, en ik wist dat ik dit soort types nodig had om dat einddoel te bereiken. Ik knikte langzaam, bracht mijn glas naar mijn mond, nam een slok en voelde de brandende hitte van de alcohol door mijn keel gieren.

 

"Fine," zei ik, mijn stem kalm, onderkoeld. "Let’s see if you can really make the bitch cry." 

 

Mister K's grijns werd alleen maar breder, zijn blik vol van een onheilspellend soort vreugde. "Da, da… now you speak my language," mompelde hij, en ik kon het niet helpen, maar ik voelde een koude rilling langs mijn rug trekken.

 

022b53769d647c118f0be571f3c514e2.png

 

Reacties en dergelijke.

Spoiler

 

18 uur geleden zei Titan:

Als er iemand de juiste handschoentjes bij zich heeft om Mel aan te pakken, dan moet het K zijn.

 

Hij heeft zo zijn manieren om met de vrouwtjes om te gaan.

 

17 uur geleden zei Marius:

Misschien moet Mel haar vaardigheden nog wat aanspreken om haar zin te krijgen  Nee, duidelijk dat John Abdullah liever kwijt dan rijk is. En dan zal hij wellicht zijn zin wel krijgen. Maar niet zonder slaag of staat natuurlijk. Ik verwacht nog een portie drama  

 

Ik snap dat je die stukjes wil lezen ;) , maar voor het verhaal werkt het nu even niet. Mel heeft haar zin, denkt ze althans. Drama gegarandeerd, dat zeker.

 

Tags voor @Djurovski @ElMarcos @Marius @spoedt @Rikkert90 @Kyrill


 

Link naar opmerking
Deel via andere websites

Join the conversation

You can post now and register later. If you have an account, sign in now to post with your account.

Gast
Antwoord op deze discussie...

×   Plakken als rijke tekst.   In plaats daarvan plakken als platte tekst

  Er zijn maximaal 75 emoticons toegestaan.

×   Je link is automatisch geïntegreerd.   In plaats daarvan als link tonen

×   Je voorgaande bijdrage is hersteld.   Tekstverwerker leegmaken

×   Je kunt afbeeldingen niet direct plakken. Upload of voeg afbeeldingen in vanaf URL.

×
×
  • Nieuwe aanmaken...