(9) – Het aanbod
Ik wist dat ik geen tijd had om te onderzoeken wie me had proberen te bellen in het holst van de nacht; als mijn wekker om 6:30 gaat, heb ik exact twintig minuten om te douchen, de lichamelijke verzorging te doen en vluchtig een ontbijtje naar binnen te werken. De koffie haal ik op het treinstation op weg naar mijn werk, waar ik altijd stipts om acht uur binnen komen lopen, om zo te genieten van de ochtendrust die tot je komt wanneer je de eerste bent die de planten op het kantoor een goedemorgen wenst. Oké, dat doe ik niet echt, anders hadden ze me al lang en breed richting de psychogeriatrische zorg gebracht om daar te kwebbelen met de goudvissen en te wachten op een bus niet nooit komen zou.
Waarschijnlijk gewoon een of andere zatlap die nog in een overwinningsroes zat en daarover wilde praten, rationaliseerde ik terwijl ik onder de douche stond. Gedurende het halfuur dat daarop volgde besteedde ik er geen aandacht meer aan, maar toen ik in de trein zat en voorzichtig van de bak veel te hete stationskoffie nipte, gingen mijn gedachten tot weer terug naar dat telefoontje: wat als er iets ergs was gebeurd? Dan was het al lang op het nieuws geweest en had je tientallen berichten ontvangen, antwoordde ik mezelf.
Een ander aspect dat ik uitermate kan waarderen van vroeg op het werk verschijnen: alle toiletten zijn nog schoon en het toiletpapier is net uit de verpakking gehaald. Het was op het moment – meestal doe ik dat tegen kwart over acht – dat ik in volle ontspanning zat te composteren in de baas zijn tijd toen mijn telefoon opnieuw overging; nummer onbekend.
- “Ja?”
- “Sinds wanneer gaat een trainer vroeg weg op een mooi feest?” Het was Bertus. Aan zijn stem te horen had hij nog last van een dikke tong. Ik vroeg me af waarom hij überhaupt al wakker was op dit tijdstip. Iets hield me tegen het te vragen. Waarschijnlijk kreeg ik toch geen antwoord.
- “Het was zeker mooi, Bertus, maar ik moet vandaag weer werken. Ik heb ook andere verantwoordelijkheden in mijn leven. Goed om te horen dat het geslaagd was gi…” Tijd om mijn zin af te maken kreeg ik niet.
- “Joah, joah. Jongen, als je nou gewoon even was gebleven, had je gelijk ja kunnen zeggen op dat mooie voorstel van vannacht. Zeg, zit je te schijten? Het klinkt zo hol daar.”
Op het veld
Twee weken later had ik nog altijd geen beslissing genomen wat betreft het voorstel waar Bertus me kort over had verteld. Daarvoor had ik sowieso meer informatie nodig, want alles leek erop dat onze plaatselijke horecatycoon zich slechts flarden van zijn eigen gesprekken op het feestje kon herinneren. Natuurlijk, het bleef door mijn hoofd spoken. Wat kon het nou precies zijn? Tegelijkertijd moest de knop worden omgezet naar het eerste elftal van de Weidevogels. Na drie overtuigende overwinning was het vooral de vraag of de jongens de scherpte konden blijven behouden om elke tegenstander kansloos te laten.
Lukiño, onze rechtsback, gaf me een duidelijk antwoord: nee. Luuk ter Horst, zoals zijn naam luidt voor iemand die hem niet kent van de mislukte scharen, pirouettes en rabona’s op de trainingen, liep zijn tegenstander ondersteboven en veroorzaakte al na twee minuten een strafschop. Vijf minuten later liep hij ook nog eens tegen een gele kaart aan. Na een mislukte aanname liep hij de bal over de zijlijn en uit pure frustratie ramde hij het leer snoeihard weg, niet wetende dat de scheidsrechter precies in de lijn van het schot stond. De arme leidsman kon niets anders dan geel trekken. Voor Lukiño was de wedstrijd voorbij; ik wisselde hem voor Kameel.
Het bleek precies te zijn wat het elftal nodig had. Diepenveen werd verder en verder teruggedrongen en nog voor rust was de orde op ons Weidenest hersteld. Dat we na rust niet verder kwamen dan 3-1 mocht gerust teleurstellend worden genoemd.