Nu ik toch al enige tijd als submoderator tussen het rijke aanbood aan novelles rondwaar, en tracht hierbij het overzicht wat te bewaren, merk ik steeds opnieuw op hoe deze MU-afdeling een zichzelf sturend en regulerend systeem is. “Waar heeft die Oude Belg het nu weer over?”, hoor ik je tot hier afvragen (dus hou je een beetje in, wil je). Een kleine toelichting is hier inderdaad wel op zijn plaats.
Doorgaans is het zo dat iedere novelle de waardering krijgt die ze verdient. De trouwe schare lezers en volgers van dit boeiend subforum hebben als het ware een zesde zintuig ontwikkelt voor kwaliteit. Hierbij doel ik niet enkel op het esthetische aspect, een grafisch knappe update herkent zelfs een bijziende regenworm op kilometers afstand. Een hoogstaand niveau impliceert namelijk ook aangenaam weglezende teksten, variatie en originaliteit, en niet in het minst doorzetting. Je bouwt als novellist al snel een reputatie op, die je – ten goede of juist niet – lang zal blijven achtervolgen. De geoliede machine die deze afdeling is scheidt zo autonoom en volautomatisch het kaf van het koren.
De novelle die deze week de eer te beurt valt zich bij het selecte groepje genomineerden voor In De Schijnwerpers te voegen, vormt hier evenwel de uitzondering op de regel. “Plagiaat” bevat alle eerder vernoemde basiskwaliteiten om zich van het gros te onderscheiden, doch blijft worstelen met een geringe aandacht van de MU-lezers. Ik slaag er maar niet in te achterhalen waar het aan ligt, maar het werk van Leonnekle wordt eenvoudigweg ondergewaardeerd. De zwartkijker – er loopt er overal wel één tussen – zou kunnen aanhalen dat deze novelle originaliteit mist, omdat het niet meer is dan een spin-off van de Twaalf Werken, het epos van die vage Oude Belg. Net zo goed kan je stellen dat dit een originele vondst is als uitgangspositie voor een novelle.
Hoe paradoxaal dit ook mag klinken, deze insteek alleen al laat de novelle zich onderscheiden van de eenheidsworst waardoor de novellensectie wordt overspoeld. Leonnekle loopt niet schaamteloos zijn rolmodel te kopiëren. Hij baseert zich veeleer losjes op de uitdagingen die in de Werken worden gesteld, en wendt deze aan om er zijn eigen ding mee te doen. Waar spin-offs doorgaans flauwe afkooksels van het origineel zijn, zorgt de novellist voor een geheel eigen invulling van de gestelde opdrachten met hier en daar een vette, humoristische knipoog naar zijn inspiratiebron. Aan de persoonlijkheid van onze doortastende schrijver kan het ook niet liggen, Leonnekle komt over als een sympathieke, positief ingestelde kerel met gevoel voor humor en (zelf)relativering.
Ik koester heel wat respect voor hem, wat die hele “Plagiaat!!” tot complete paradox maakt. De novelle loopt al zo’n vijftien maanden, en al die tijd moest de auteur zich tevreden stellen met een paar tot een klein handjevol reacties. Had ditzelfde bizarre speling van het lot ‘De Twaalf Werken” beschoren geweest, zou deze hoogstwaarschijnlijk al tijden geleden geëindigd zijn als de negende symfonie van Beethoven: onvoltooid. De drive van Leonnekle om desondanks te blijven doorgaan verdient meer dan wat het tot nu toe kreeg. Daarom, beste lezer, dit pleidooi als begeleidende bij de Novelle van de Week. Een ‘wake up call’ en warme oproep om het buitenbeentje zijn terecht verworven aandacht te geven, zelfs al gaat het hier om puur “Plagiaat!!”.