Een tactisch concept: the pretenders

Een zoektocht naar een minimum aan tegentreffers

Een formatie die wil winnen, moet kunnen verdedigen.’ Hij had er kijk op, ’s lands grootste wijsgeer ooit. Om een interessante uitspraak zat Johan Cruijff nooit verlegen, zelfs niet als het op het verdedigende spelletje aankwam. Want hoe frivool zijn eigen voetbalkwaliteiten ook waren en hoezeer hij van goede aanvallers kon genieten, je wint geen wedstrijden zonder aandacht te besteden aan je defensie. Met deze uitspraak ben ik aan de slag gegaan met een formatie die in de eerste, tweede en derde plaats kan verdedigen. De hamvraag die daar direct op hoort te volgen: wanneer wordt er dan nog aan aanvallen gedacht. Immers, je moet schieten, anders kun je niet scoren.

Missie

Gedurende dit jaar heb ik in FM22 met verschillende formaties gewerkt. Een asymmetrische 4-3-3 met slechts één winger was lange tijd een favoriet. Daarna volgde een lange periode waarin ik werkte met vijf spelers in de twee meest aanvallende linies (aanvallend middenveld en aanval). Het leverde vooral veel doelpunten op, aan beide kanten. De supporters waren regelmatig spekkoper in die gevallen. Het begon me op te vallen dat ik nog geen moment zonder spitsen had gespeeld. Dat was het moment waar een nieuwe, bijna sacrale missie ontstond om de boeg volledig om te gooien. Zou het lukken om het aantal tegendoelpunten tot een minimum te beperken met zoveel mogelijk spelers achter de bal? FM heeft me al meerdere malen geleerd dat het niet loont om met een pak voetballers achterover te leunen – de aanval is de beste verdediging, is vaak het motto. Door dat cliché wilde ik een dikke streep gaan trekken. Op naar de tekentafel dus.

Uitgangspunten

Drie kernwoorden stonden centraal bij het creëren van de tactiek: ontregeling, misleiding en pretending. Ja, het laatste woord is bewust in het Engels geschreven, omdat het in mijn ogen zoveel meer omvat dan het slappe, nietsnutterige, Nederlandse doen alsof. Zelfs pretenderen heeft voor mij een andere connotatie.

Pretending dus; dat woord kwam centraal te staan tijdens het toewijzen van posities en rollen. Dat begint in de achterste linie. Hier wilde ik niet met vijf man gaan spelen. Wijde centrale verdedigers zouden het spel te veel naar de flanken gaan trekken. Dat zou gaan opvallen bij de tegenstanders, want de verrassing moet wel van de zijkanten komen. Drie verdedigers op rij heb ik daarentegen nog nooit zien zitten. Telkens als ik dat doe, spookt het nummer Oh oh, Den Haag door mijn hoofd: ‘want bij elke lange bal, dan dook die…’ Enfin, de achterste lijn is er als volgt uit gaan zien:

image.png.93437b9fb55d5d82aa2724c6287c5817.png

De twee centrale verdedigers zijn de eerste pretenders die we tegenkomen. Ze houden bij balbezit het veld breed en hebben als instructie meegekregen om lekker veel te gaan dribbelen. Doen alsof ze aanvallen en alsof ze belangrijk zijn om snel opgepakt te worden. Het tweetal wordt geflankeerd door complete vleugelverdedigers. Het is de enige duidelijke rol voor een back die de speler laat kiezen om de ruimte op te zoeken. Ik ben namelijk niet op zoek naar een speler die de gehele zijlijn opsnuift en eroverheen blijft denderen. Om te zeggen dat ze voor balans zorgen, is een groot woord, maar toch… Misschien moet ik die term maar gebruiken: balans. Dan hebben we dat maar vast gehad.

So far, so good. Aangezien ik strikerless wilde gaan spelen, liggen de moeilijkste keuzes op het middenveld. Hoe positioneer je die speler(s) die normaliter het veld in worden gestuurd om in balbezit rondom de zestien te bivakkeren? Ook hier ging ik uit van de drie kernwoorden die ik mezelf had meegegeven. Eerst een blik op de gekozen posities en rollen:

image.png.ea9a2f0958c304f68db1391ce34121d1.png

De balafpakker (of anker) was een rol waar ik niet lang over na hoefde te denken. In de as wil ik immers een speler die de orde blijft bewaken. Rondom hem moest wat mij betreft iedereen aan het bewegen en pretenden, en hij vormt de enige stabiele factor. Verder wilde ik op het middenveld spelers hebben die niet alleen de bal het werk laten doen, maar ook zelf voor de nodige misleiding en ontregeling zorgen wanneer ze de bal juist niét hebben. Spelmakers en regista’s trekken het spel te veel naar zich toe, in mijn ogen, terwijl een mezzala of carrilero de aandacht weer te duidelijk op de flanken vestigt. De segundo volante: het tweede stuur. Nou, doe mij er daar dan maar gelijk twee van. De meest kenmerkende eigenschap is dat spelers in deze rol voornamelijk verticaal over het veld bewegen en dus niet vies zijn om zo nu en dan het vijandige strafschopgebied te bezoeken. Dat is precies wat ik wilde: verdedigende middenvelders die doen alsof ze aan het aanvallen zijn. Weer twee pretenders erbij in het elftal. De vijfde pretender vond ik in een middenvelder met de rol aanvallend. Wanneer de bal bij de meest aanvallende spelers belandt (daarover spoedig meer) is hij degene die de snelle meters moet gaan maken. In de praktijk lijkt hij zo 75 procent van de wedstrijd een doornormale middenvelder, maar dankzij zijn aanvallende rol, is hij op gezette tijdens toch iemand anders dan hij zich al die tijd voor heeft gedaan.

Nog twee posities had ik te vergeven en daarvoor waren in eerste instantie twee keuzes: centraal of op de flanken. Het werd een eenvoudige keuze. Zou ik ze centraal posteren, werd de kans groot dat ze de segundo volantes en de CM in de weg gingen lopen. Bovendien wilde ik graag over de flanken gevaarlijk zijn, zonder dat het lijkt alsof we over de flanken aanvallend wíllen zijn – iets met die drie kenwoorden, laat ik maar zeggen. Het resulteerde in de volgende formatie, nu in haar geheel:

image.png.5bbf7a8bed9849bb3bccd643b58e022e.png

Over de specifieke rol die ik de twee buitenste pionnen wilde toewijzen heb ik lang getwijfeld. De keuze is dan ook reuze. Gelukkig had ik weer die principes die ik wilde hanteren bij de hand, dus veel rollen konden afgestreept worden. Geen vleugelspits, want die gaat veel te veel met de bal lopen en trekt daarmee elk idee achter deze tactiek uit elkaar. Spelmakers op de vleugels vind ik te geforceerd ogen en hoewel ik dol ben op raumdauters wil ik deze keer geen flierefluitende balletjesafwachters op het veld. De nummer 10, beter bekend als de trequartista was precies wat ik zocht. Dit zijn namelijk pretenders pur sang. Ze doen alsof ze aanvallen, ze doen alsof ze het spel verdelen, ze doen alsof ze een actie maken. Eigenlijk doen ze heel veel niet en heel veel wel; precies wat ik zocht. Deze twee posities kregen twee zeer belangrijke instructies mee: directe passing en de bal vasthouden. De tegenstander verwacht dat ze acties gaan maken of meedoen in het opbouwende spelaspect (lees: eenvoudige passes om anderen weer vooruit te helpen.) En als ik iets niet wil, is dat ze voorspelbaar zijn.

Teammentaliteit en -instructies

Met het kiezen van een formatie en bijbehorende spelersrollen ben je er nog lang niet. Het gaat erom hoe die elf poppetjes als team acteren op het veld. Ook hier zocht ik weer naar een middel om de kernwoorden in kerndaden om te zetten. Wat wilde ik eigenlijk pretenden? Ik had spelersrollen uitgekozen en zo geïnstrueerd dat het net leek alsof er veel aan aanvallen werd gedacht. Als team moesten we dus eveneens gaan uitstralen dat we op het aanvallen gericht waren. Alleen, hoe straal je zoiets uit? Als teammentaliteit voor positief of aanvallend kiezen, zou te opzichtig zijn. Liever de andere kant op dus. Ik heb geschommeld tussen gebalanceerd en zeer verdedigend als mentaliteit. Na veel uitproberen kwam ik tot de conclusie dat voorzichtig het beste bij mijn idee paste. Er blijven dan veel spelers achter de bal in verdedigende situaties, maar ze willen nog wel aansluiten wanneer de overkant van het veld wordt gehaald.

Maar dan? Met een voorzichtige speeltijd red je het niet om de suggestie te wekken dat je wil aanvallen. Ik ging op zoek naar manieren om de tegenstander te misleiden via de teaminstructies. Onwillekeurig moest ik denken aan het pressiespel van Manchester City en Ajax, twee teams die wereldwijd het predicaat aanvallend krijgen. Hoog en vooral veel druk zetten suggereert een aanvallende urgentie bij zo’n team.

image.png.45b5a28b599503ac911ea39d9537c760.png

Op het eerste oog lijkt het een suïcidemissie om zo extreem veel druk te zetten en veel ruimte achter de verdediging te laten. Ik ben er echter van overtuigd dat dit mogelijk is. Ten eerste ontbreekt in de formatie een aanvallende linie, dus het middenveld mag wat mij betreft flink de druk erop houden, als ware we willen counteren en aanvallen. Ten tweede wil ik dat mijn twee linies kort op elkaar blijven spelen. Wanneer de defensie een lagere interventielijn kiest, dan zorgt dat in combinatie met oprukkende segundo volantes en de ietwat avontuurlijke backs voor een flink gat tussen de twee verdedigers en het middenveld. Dat gun ik de tegenstander niet bepaald. Ten derde, en dan ben ik bij mijn belangrijkste argument aangekomen, hoeven we niet bang te zijn voor de counter. We vallen namelijk niet echt aan (denk aan de gekozen spelopvatting) en we willen zelf ook niet counteren, we doen maar alsof.

image.png.b826f49bef84e6e1e3c5a138b21eb06a.png

Tijd voor nog meer pretending. Ik stelde zojuist dat we doen alsof we counteren. Dat begint in eerste instantie met de bewegingen van de spelers op het veld – daarvoor zijn bepaalde rollen gekozen. Van een team dat veel en hoog druk zet, verwacht je dat het doorpakt en zo vlug mogelijk het doel probeert te bereiken. Dat is de reden dat we spelen op counterpressie wanneer de bal verloren is; hiermee creëren we de schijnbare noodzaak naar voren te willen voetballen. Echter, wanneer de bal dan in ons bezit komt, hebben we niet bijzonder veel haast om naar voren te komen. Sterker nog, in plaats van door te drukken door middel van een counter – dat is wat je zou verwachten – blijven we prinsheerlijk op onze positie hangen. En weer is er een middel ingezet om de tegenstander zo nu en dan mee te misleiden. Overigens heeft de keuze voor het niet counteren ook een praktische reden. Er zijn bij balverovering niet voldoende spelers voorin en ik wil niet dat er loze, risicovolle steekpasses worden gegeven. Over passing gesproken:

image.png.0610b4d32d18df2e077f0492f0366134.png

We spelen compact; de linies staan kort op elkaar en zeker in het centrum bevinden veel spelers zich in dezelfde zone. Daar wil ik gebruik van maken door voor een extreem korte passing te kiezen. Een directere passing zal ertoe leiden dat spelers worden overgeslagen in balbezit. Als ik dat wilde, had ik wel voor andere rollen gekozen. Een bijkomend voordeel van de korte passing is dat de bal niet te snel naar de flanken wordt gespeeld. Die neiging zal immers groot zijn bij veel spelers als ze weten dat daar de trequartista’s te vinden zijn én dat er redelijk wat ruimte ligt. Ook hier geldt weer: we doen alsof. Het lijkt alsof we door het centrum spelen, maar benutten de flanken; het lijkt alsof we over de flanken willen spelen, maar we benutten het centrum. De paradox die misleiding heet.

Tot slot de keuze voor vaak tijdwinnen in relatie tot spelen in een hoog tempo. Eigenlijk laat de toelichting zich al raden. Tijdwinnen suggereert een defensieve spelopvatting terwijl spelen in een hoog tempo aanvallende intenties verraadt. Vergelijk het met het Atlético Madrid van Diego Simeone. Tot frustratie van menig tegenstander en voetballiefhebber doet dat team er alles aan om te doen alsof het met man en macht vooral niet wil voetballen, totdat er plotseling wel aangevallen wordt…

Alle instructies aan de rechterkant van het paneel laat ik in principe ongemoeid, met uitzondering van het type voorzetten. Gedurende een wedstrijd switch ik soms met geduld opbrengen, de verdediging zoeken en gedisciplineerd spelen. Vaak kies ik hiervoor naargelang de tegenstander en het spelbeeld. Met veel discipline en geduld (en nog iets verdedigender spelen) kan deze formatie vakkundig de bus parkeren.

De uitvoering – frustreren voor gevorderden

Laat ik vooropstellen dat ik dit ten uitvoer breng met een topteam. In-game zit ik in het jaar 2046 en waar ik ooit klein begon bij De Graafschap, speel ik nu met een wereldmacht. Op vrijwel elke positie kan ik een international opstellen. De vraag is dus niet of we kampioen worden, maar op welke manier. Juist dat laatste maakte dit verdedigende concept voor mij zo uitdagend. Met een aanvallende speelstijl kwam dit team twee seizoenen geleden tot meer dan 150 doelpunten in de Eredivisie. Het is iets wat het bestuur van me verwacht; aanvallend en attractief voetbal op de mat leggen. Ocharme, wat zullen de mannen in pakken gefrustreerd zijn geraakt tijdens de drie jaar die daarop volgden.

image.png.93063bbd67fe987bb8fc8910712e245d.png

Wie punten en prijzen pakt, hoeft zich van een wanhopig bestuur niets aan te trekken. Gelukkig maar, anders had ik spoedig moeten gaan solliciteren bij Getafe.

Hoewel het mijn doel was om het aantal tegendoelpunten tot een minimum te beperken, is dat niet het eerste waar ik naar kijk. Geluk valt niet te meten, maar wel te verklaren. Zo prijs ik me gelukkig met een topkeeper en een aantal topverdedigers. Op het laatste moment zijn zij in staat om een grote kans van de tegenpartij onschadelijk te maken. Dit is de reden waarom ik eerst naar de xG-scores kijk. xG geeft aan hoeveel goals je naar verwachting had kunnen maken tijdens een wedstrijd of tijdens een reeks wedstrijden. De xGA (expected goals against) werkt volgens hetzelfde principe, alleen draait het dan om de tegendoelpunten; precies wat ik nodig heb. Als een tegenstander veel kansen mist of mijn verdediging me op de valreep redt, heb ik gelukkig weinig tegendoelpunten. De xGA zal echter wel omhoog schieten.

image.png.809f80eed92a35a71e4df9097d9ea6ab.pngBovenstaande xGA-score maakt me blij. Het zijn de scores na een compleet Eredivisieseizoen. Het betreft dus een cumulatief uit 34 gespeelde wedstrijden. Een enorme disclaimer is hier op zijn plaats. Gedurende het seizoen heb ik de teaminstructies niet ongemoeid gelaten. Zoals ik eerder al aangaf, varieerde ik naargelang de tegenstand gedurende wedstrijden met de creatieve vrijheden en mate van geduld. Dat is een belangrijke factor in de totstandkoming van het xGA, want met name in het laatste kwartier koos ik er veelvuldig voor om de boel potdicht te gooien. In die fase van een wedstrijd slikte ik in eerdere seizoenen namelijk het vaakst een tegengoal. Logisch ook, want bij een voorsprong neemt de kans op verslapping toe, terwijl de tegenstander zich genoodzaakt voelt alles op alles te zetten. Kortom, dit tactische concept staat niet in het teken van doelpunten maken of attractief spelen.

Wat vertellen de cijfers me? De Graafschap staat op plaats 18, wat inhoudt dat dit team de laagste xGA heeft van de gehele competitie. Ter vergelijking: Feyenoord, de uiteindelijke nummer 14 in de competitie, kende een xGA van 34.62. In Rotterdam hadden ze een pechseizoen. FC Utrecht staat bovenaan de lijst. De nummer 17 van dit seizoen bereikte een xGA van 55.94.

Terug naar die score van 10.96. Hieruit kan ik het gemiddelde verwachte aantal tegendoelpunten per wedstrijd bepalen: 10,96 / 34 = 0,32. Door de bank genomen was de kans op een tegentreffer zeer laag. Met expected goals voor (xG) kwamen we op 61.6 uit (gemiddeld 1,8 per wedstrijd), een plek achter FC Twente, dat tweede werd in de Eredivisie met een xG van 66.48. Allemaal leuk en aardig, maar daar ging het me niet om. De kans om een tegentreffer te incasseren zo ver mogelijk reduceren, dat was mijn missie.

Drie seizoenen heb ik uiteindelijk aan mijn tactische plan gewerkt. In het eerste jaar kreeg ik twaalf competitiedoelpunten om de oren en maakten mijn spelers er 96. Het jaar daarop werd het allemaal conservatiever op het veld. Doelsaldo: 81-1. Die ene tegentreffer die in de laatste wedstrijd viel door nota bene een eigen doelpunt, leidde tot een uitgebreid vocabulaire richting de betreffende speler en FM in het algemeen. Ik moet toegeven dat ik doorheen dat jaar al regelmatig door het oog van de naald was gegaan – we eindigen het jaar met 19,2 als xGA. Het derde en laatste seizoen ging de rem er nog meer op en lukte het eindelijk om mijn zoektocht te voltooien. Zestig goals, het laagste aantal in twintig seizoen, en geen treffer tegen.

image.png.3fd5649854745e392ab1df2e240b4880.png

Nu is de Eredivisie wel wat anders dan de Premier League. That’s different cook, zou een ander groot visionair uit ons land zeggen. Met name in Engeland kom je tegenover zo ontzettend veel aanvallend geweld te staan, daar verbleekt onze Eredivisie bij. Ik heb hierin geen seizoen getest, maar gelukkig is er nog de Champions League. In dit laatste jaar troffen we daarin de Engelse top 4 van het jaar daarvoor: Chelsea (0-0; 1-0), Arsenal (1-0; 2-1), Manchester City (1-1; 1-0) en in de finale Manchester United (2-1). In zeven wedstrijden moesten we drie keer de bal uit ons eigen net halen. Ik verwacht daarom dat een cleansheetseizoen in de Premier League schier onmogelijk is. Maar zeg nooit nooit…

Nog een laatste aanvulling, omdat ik het niet laten kan. Mijn onder 18-elftal loopt niet over van het talent; al enkele jaren is de jeugdinstroom bijzonder matig. Ik ging er niet van uit dat deze jongelingen zonder tegengoals de competitie door zouden komen. Dat klopte ook. Minimalistisch werd het dan weer wel.

image.png.ede78566260877bbacfce43f5e7062c6.png

En ik vond het mooi.

Voor de liefhebbers een versie van deze tactiek is gepubliceerd op Steam.

 

CATEGORIEËN