De instellingen van je spelers hangen af van twee dingen: de kwaliteiten van je spelers en de speelwijze. De instructie van “mentaliteit” heeft bijvoorbeeld minder van doen met de kwaliteiten van spelers dan “voorzetten”. Een basisregel voor elke tactiek, is dat je spelers geen taken moet geven waarvoor ze niet geschikt zijn. Als een speler iets niet kan maar wel moet doen, zal het in de wedstrijd voortdurend fout gaan. Dat kan tot balverlies leiden. Ook kan het zijn dat een speler ergens erg goed in is, maar dat je er voor kiest dat niet te benutten omdat het niet past in de speelwijze van de tactiek.
In deze gids behandel ik de instelling van vijf zeer concrete aanvallende instellingen; aanvallende impulsen, met bal lopen, afstandsschoten, doorsteekballen en voorzet. Tot slot zal ik nog wat vertellen over creatieve vrijheid. Hopelijk kan je na het lezen van deze gids wat beter uit de voeten met het instellen van je aanvallende spelerinstructies.
Aanvallende impulsen
Deze instructie hangt erg samen met de positie die een speler in het veld bekleed bij balbezit. Je kunt de positie van een speler zo instellen dat hij bij balbezit een positie doorschuift of juist meer naar achteren gaat. De pijltjes in de tactiek zijn puur positioneel, “aanvallende impulsen” is echt een toevoeging aan de aanval.
Een speler zal vanuit zijn eigen positie per moment afwegen of hij wel of niet mee naar voren gaat om de aanval te ondersteunen. Met andere woorden: of hij de aanval een impuls geeft. Afhangende van de instructie die jij hem mee geeft zal hij dat vaker of minder vaak doen. Een speler die je mee stuurt naar voren moet dus aanvallend iets toevoegen. Kijk dus eerst of een speler goede aanvallende eigenschappen heeft.
Centrale verdedigers mee sturen naar voren kan erg gevaarlijk zijn, omdat ze voornamelijk een verdedigende verantwoordelijkheid hebben. Backs meesturen brengt minder gevaar met zich mee, maar voor de zekerheid zou ik dat maximaal op “gemiddeld” houden, tenzij de verdediger aanvallend echt veel toevoegt en je zijn afwezigheid op een andere manier kunt opvangen. Zorg er voor dat je niet je hele middenveld mee naar voren stuurt, want dan hou je niets achter de hand om bijvoorbeeld een tegenaanval de kop in te drukken.
Als je veel spelers de instructie geeft om vaak aanvallende impulsen te geven, letten je spelers minder op de verdedigende verantwoordelijkheid die het elftal heeft. Stel dat je beide backs “gemiddeld” hebben voor aanvallende impulsen, dan zullen ze elkaar afwisselen afhangende van de situatie in het veld. De ene keer zal de linksback gaan, de andere keer de rechtsback.
Met bal lopen
Als je een speler met de bal wilt laten lopen, let dan op zijn waardering voor de volgende eigenschappen: Eerste meters, snelheid, dribbelen, evenwicht, beweeglijkheid, flair. Laat spelers centraal in de verdediging nooit met de bal lopen. Pas centraal op het middenveld goed op of de speler wel écht goed is met de eerder genoemde eigenschappen. Het is lastiger om centraal op het veld te dribbelen dan aan de zijkant, maar ook gevaarlijker bij balverlies.
Voor backs kan het soms nuttig zijn als ze op mogen lopen met de bal, maar niet te veel. “Met bal lopen” is over het algemeen een instructie voor spitsen of buitenspelers. Als een speler geen afspeelmogelijkheden heeft kan hij zich vaak vast lopen. Voorzetten is een instructie die vaak gecombineerd wordt met het lopen met bal: eerst een speler voorbij lopen, om vervolgens de spits met een voorzet te bedienen.
Afstandsschoten
Sommige spelers kunnen vrij vaak in een goede positie komen om van een afstandje te schieten. Door spelers voor wie dat niet geldt de instructie te geven om van afstand te schieten, zullen ze uit de meest rare plaatsen van het veld proberen om te scoren. Over het algemeen is een schot van afstand niet de meest effectieve manier van aanvallen.
Van de vele schoten gaan er vaak veel mis. Zorg er dus voor dat als je iemand de instructie geeft van afstand te schieten dat hij een hoge waardering heeft voor de eigenschap afstandsschoten en vaak op de goede plaats staat om te schieten. Van afstand schieten is het meest geschikt voor een aanvallende middenvelder.
Het nadeel van schoten van afstand is dat een speler soms beter de bal af kan spelen maar toch van afstand schiet. Zo kunnen grote kansen verloren gaan. Het betekent meestal het einde van de aanval en het balbezit. Dat is ook de reden waarom ik mijn spelers zelden van afstand laat schieten, tenzij er echt een hele goede schutter tussenloopt.
Doorsteekballen
Laat een speler alleen vaak steekballen geven als hij echt een goede pass in de benen heeft. Eigenschappen als creativiteit, beslissingen, flair zijn nuttig voor een speler die steekpasses moet versturen. Steekballen van centrale verdedigers zullen over het algemeen minder effectief zijn en kunnen leiden tot balverlies. Centrale verdedigers moeten namelijk een lange afstand overbruggen met hun pass. Ze zijn vooral bezig met het uitverdedigen, het fatsoenlijk wegwerken van de bal en hebben minder oog voor vrijlopende spitsen.
Door backs een steekpass te laten geven zullen ze een spits of buitenste middenvelder vaker wegsturen aan de zijkant/in de diepte. Het kan geen kwaad om een spits af en toe een steekpass te laten geven. Het meest geschikt voor steekpasses zijn over het algemeen de creatieve centrale middenvelders. Onthoud dat het niet nodig is om elke speler een steekbal te laten geven. Stel dat een heel elftal alsmaar steekballen geeft, dan kom je als team natuurlijk zelden tot goed samenspel en een fatsoenlijke opbouw. Als je slome spitsen hebt is het niet aan te raden met steekpasses te werken. Een spits met een goede waardering voor “zonder bal” zal vaker zó lopen dat hij aanspeelbaar is met een steekbal.
Voorzet
Een speler die je veel of gemiddeld voorzetten wilt laten geven, moet logischerwijs een goede beoordeling hebben voor deze eigenschap. Je moet echter wel met een aantal zaken rekening houden. Is de speelwijze wel gebaat bij vele voorzetten? Je hebt niets aan voorzetten zonder goede koppers, want dan zal het geven van voorzetten alleen maar tot balverlies leiden.
Je kunt je ook afvragen van waar in het veld de voorzetten gegeven moeten worden. Over het algemeen is het lastiger voorzetten van de achterlijn te verdedigen. Maar als een speler, bijvoorbeeld een back, zelden in die positie komt kan je instellen dat hij van af de zijkant van het veld voorzetten mag geven.
Als er maar één van beide spitsen goed kan koppen, stel dan met “voorzet naar” in dat de voorzetten voornamelijk naar hem gericht zijn. Stel dat de rechterspits de goede kopper is, dan kan je instellen dat de rechterflankspelers voorzetten geven naar de eerste paal en linkerflankspelers naar de tweede paal.
Creatieve Vrijheid
Spelers kunnen ook prima presteren zonder één van de bovenstaande instructies mee te krijgen. Ze zullen dan soberder spelen, doen wat hen goed lijkt en vooral het spel voortzetten door een gewone, simpele pass te geven. Ze laten het geven van een voorzet of een steekpass over aan een speler die erg goed is in het geven van zo’n voorzet of steekpass. Het hangt ook af van creatieve vrijheid. Als je een speler veel vrijheid geeft zal hij meer naar eigen inzichten doen – en dus minder gebonden zijn aan de instructies die jij hem meegeeft.
Voor inhoudelijke vragen over dit onderwerp kan je terecht in het subforum Strategieënboek.
Gerelateerde artikelen: Wat zijn goede instellingen voor mijn doelman?